Praag naar Athene

25 juli 2011 Langs de Modau door Tsjechië 132 km / 1420 hm
Het einde van mijn laatste fietstocht -start in Kopenhagen- was in Praag. Nu geef ik een vervolg aan die tocht door vanaf Praag naar Griekenland te fietsen. Vorig jaar ben ik vanuit Nederland via Denemarken, Noorwegen en Zweden naar Kopenhagen gefietst. Zo maak ik door deze 3 reizen aan elkaar te koppelen een lange tocht door Europa: vanuit Nederland via Noorwegen naar Griekenland.
Eergisteren ben ik met het vliegtuig in Praag aangekomen. Ik ben nu in Pisek -aan de rivier de Otava- en ik heb in een redelijk goed hotel overnacht in het centrum van deze aardige industriestad. Na een prima ontbijtbuffet haal ik mijn fiets uit de garage en ga op weg.
Ik volg de Moldauradweg. Ik heb een routeboekje van Bikeline. Dit boekje is in het Duits . Op mijn stuurtas zit een kaartmap, hierin heb ik het boekje met kaarten opgeborgen. Na 2 kilometer haal ik het boekje uit de kaartmap. De omschrijving zit namelijk één bladzijde terug. Normaal fiets ik steeds op de kaart en niet op de beschrijving. Ik ben nog steeds in de stad en om er zeker van te zijn dat ik de goede weg neem heb ik dit keer ook de omschrijving nodig.
Net buiten de stad verlaat ik de Moldauroute. Er staat een bordje -voor fietsers- naar Albrechtice nad Vlavou. De Moldauroute gaat ook naar die plaats, maar om de één of andere rede gaat deze route met een grote boog om een natuurpark heen. Ik neem de kortere route door het natuurgebied. Lange tijd stijgt de weg door een beukenbos.
Ergens midden in het bos kom ik op de Moldauroute. Om het allemaal "makkelijk" te maken volgt "mijn"Moldauroute uit het routeboekje een andere weg dan de Tsjechische fietsroute die hier met bordjes is aangegeven. In Albrechtice fiets ik tegen de richting in "mijn"Moldauroute op. Dit doe ik omdat ik niet precies weet waar ik me op mijn kaart bevind en ik hoop dat ik midden in het dorp -op een kruizing van grote wegen- weer kan zien waar ik ben. Midden in de plaats kom ik op route 159. Hier volg ik een klein stukje de routebordjes. Op het moment dat deze route de weg verlaat, blijf ik de rustige asfaltweg volgen.
In Tyn nad Vlatavou komt de route een klein stukje langs de rivier. Ik fiets de kleine stad in op zoek naar een bakker. De bakker vind ik  niet, maar ik maak wel enkele foto's van de aardige binnenstad.
Een paar kilometer ten zuiden van de stad verlaat de route het dal. Ik klim het dal uit en fietst vervolgens een paar kilometer door het laaggebergte. 15 Kilometer verder daal ik af naar de rivier Hluboka.
Gisteren ging de route ook steeds heuvel op en heuvel af. Er was geen enkel vlak stuk langs de rivier. Na 50 kilometer had ik al 900 hoogtemeters gemaakt. s'Middags was de route minder bergachtig, maar op het einde van de dag had ik toch 1550 hoogtemeters gemaakt. Het was dus een echte bergetappe in de heuvels.
Net na het indrukwekkende slot van Hluboka kom ik op een fietspad langs de rivier. 15 Kilometer lang volg ik de rivier tot Ceske Budejovice. In de stad fiets ik naar het prachtige plein voor het raadhuis. Op een terras bestel ik een toeristenmenu voor nog geen 5 euro. Met al die prachtige gebouwen is het jammer dat het de hele dag bewolkt is. Door de grauwe lucht ziet alles er wat donker en somber uit.
Iets na de prachtige stad klim ik het rivierdal uit. Ongeveer 15 kilometer verderop volgt er een lange steile afdaling. Na een brug over de rivier gaat het weer steil omhoog. In het begin van de klim ligt Zlata Koruna. Een groot deel van dit dorpje wordt in beslag genomen door een grote kerk en een klooster. Ik fiets een stukje langs de gebouwen -tot ik niet meer verder kan-, maak enkele foto's en fiets weer terug naar de route.
Bij de volgende afdaling naar de rivier kom ik in Cesky Krumlov. Vanaf een uitzichtpunt heb ik halverwege de afdaling een prachtig uitzicht over de historische stad. Ik denk dat ik de stad al grotendeels gezien heb van bovenaf, maar op het einde van de afdaling wacht een aangename verrassing.
Ik sta voor een hoge bergwand met daarop een burcht. Op het einde van de burcht is in een opening in de bergwand een brug gebouwd met 3 verdiepingen met bogen en daarop een brug van 2 verdiepingen. In de regen fiets ik onder de bogen door en dan ligt een oude prachtige stad die is omsloten door een meanderende rivier voor me. De stad is qua schoonheid te vergelijken met Praag.
Aan het begin van de avond volgt de fietsroute de rivier. Door een koud dal slingert de rivier tussen de beboste heuvels. Op de rivier is het net zo druk met kano's als op de tweebaansweg met auto's. Het regent nog steeds als ik in het volgende mooie plaatsje kom. Dit is het dorp Rozmberk. Boven het dorp ligt er een slot op een heuvel.
De laatste paar kilometer naar Vyssi Brod regent het iets harder. Ik verwissel mijn windstopper voor mijn regenjas. Op het moment dat ik mijn tent opzet op de camping bij het dorp is het gelukkig weer droog. Op een veld met meer als 100 andere kleine tentjes staat mijn tent redelijk droog onder een boom.
Net als ik uitgekleed ben gooi ik een munt in de automaat voor de douche. Het muntje valt erdoor. Ik baal want -zo denk ik- dan kan ik me weer aankleden en op zoek gaan naar een ander toiletgebouw waar hopelijk wel een werkende douche is. Ik vraag iemand waarom de douche niet werkt. In vloeiend Tsjechisch vertelt de man me dat het apparaat niet werkt. Maar één van de douches functioneert wel. Gelukkig maakt hij -nadat hij mijn niets begrijpende gezicht heeft gezien- enkele duidelijke gebaren zodat ik dit ook begrijp.
De -gratis- douche is heerlijk warm. Hoewel ik het -in tegenstelling tot gisteren- niet koud heb, kan mijn lijf -na het fietsen bij een temperatuur van slechts 13 graden- wel wat warmte gebruiken. Terug bij de tent zet ik thee en eet ik brood met kaas. Daarna zoek ik de route uit door het volgende -Oostenrijk- land.

27 juli 2011 Eén dag zomer in Oostenrijk 151 km / 2281 hm
Ik heb een heerlijke nieuwe tent. De tent weegt slechts 2 kilogram. Je kunt de tent op zetten zonder haringen te gebruiken. De tent heeft slechts één boog bestaande uit aluminium buizen die met een elastiek aan elkaar zitten. Aan beide uiteinde van de stok splitst de stok zich op naar 2 hoeken. In het midden is een soort korte dwarsligger. Het mooie van deze stokken is dat ze goed in de fietstassen passen. Al jaren erger ik me eraan dat de onderverdeling van de stokken van de meeste tenten zo is dat ze net 5 centimeter te lang zijn om ze in de -meest gangbare- fietstassen te stoppen.
Een ander voordeel van de tent is dat hij ruim is in de hoogte. Ik kan er rechtop in zitten zonder dat mijn hoofd steeds tegen het tentdak zit.
Naast me op de camping in Rossraming in het Ennsdal staat een Nederlands gezin met 2 dezelfde tentjes. Dat gezin -man, vrouw en zoon-heeft een hoog reistempo. In 2,5 weken hebben ze al ruim 2000 kilometer gefietst. Ze hebben vanaf Nederland via Venetië naar Oostenrijk gefietst. Over 1,5 week willen ze weer thuis zijn. Ik denk dat ze flink door moeten fietsen, want ze willen eerst naar Praag -zo'n 500 kilometer van hier- en dan de route van Praag naar Nijmegen -ik denk 1100 kilometer- fietsen. Als ik dat zo uitreken -ik weet niet precies waar ze in Nederland wonen- wordt dat 12 dagen achter elkaar ongeveer 140 kilometer per dag fietsen.
Nu heb ik zelf ook nog een lange route uitgestippeld, maar als ik het niet haal maak ik de route korter of ik pak de bus of trein. Ik heb er een hekel aan dat ik persé moet fietsen en ik wil me zeker niet haasten.
Vandaag is echter een uitzondering. Er is me verteld dat het vandaag 26 graden wordt en dat het daarna weer regenachtig en koud wordt. Nu wil ik de Sölkpass over fietsen. Deze pas is 1790 meter hoog en ik voel er niets voor om deze pas morgen in de regen en kou op te fietsen.
Op een lange reis lukt het me nooit om sneller te gaan door me te haasten. Wat ik ook doe, ik heb altijd hetzelfde -en in de bergen misschien nog wel iets lager- tempo van 10 tot 12 kilometer per uur. Als ik verder wil komen op een dag dan heeft hard fietsen geen zin -dat lukt toch nooit de hele dag- en dus zal ik er een langere fietsdag van moeten maken.
In de bergen is het natuurlijk altijd de vraag of ze aan het einde van de middag niet in de wolken hangen. In ieder geval ben ik vroeg en na een praatje met de buren verlaat ik al om 8.00 uur de camping.
Ik weet niet of ik nog wel op de Ennsroute ben. Ik volg de hoofdweg door het dal. Na 30 kilometer -ik heb net de afslag naar St. Gallen genomen- bestel ik een paar broodjes en een kopje thee bij de bakker. Na een bewolkte en koude start -13 graden- begint het heerlijk zonnig te worden. De vrouw die me de thee komt brengen -terwijl ik buiten op een bank zit- vertelt dat het vandaag heerlijk zonnig weer wordt. Maar -zo vertelt ze- morgen is de herfst weer terug.
Na een kleine bergpas -ongeveer 800 meter hoog- kom ik in Admont weer terug in het Ennsdal. Het rivierdal ligt hier op een hoogte van 628 meter hoogte. Vanochtend was dat nog ongeveer 350 meter hoogte.
In de buurt van Salzthal eet ik pasta op het terras van een restaurant. Die verdwijnt in de bekende bodemlose put. Ik neem nog een lekkere apfelstrudel met ijs na.
Het Ennsdal wordt nagenoeg vlak en de fietsroute slingert door het vlakke land met groene bergen er omheen.
Om 17.00 uur sta ik aan de voet van de Sölkpass. Ik heb inmiddels 109 kilometer gefietst. Het is te vroeg om te stoppen. Het is ook te laat om nog een hoge bergpas op te fietsen. Het begint ook al bewolkt te worden. De pas lijkt van hieraf nog wel droog. Ik koop een fles cola en een reep chocolade en fiets de 28 kilometer lange bergpas op.
Al na een paar kilometer ben ik gestegen van 670 naar 890 meter hoogte. Plotseling wordt de weg zo goed als vlak. Na een uur heb ik 12 kilometer gefietst en ben ik nog steeds onder de 1000 meter boven zeeniveau.
Ruim 1100 meter stijgen in 28 kilometer lijkt op een pas die niet erg steil is. Pas in de buurt van St. Nikolai kom ik boven de 1000 meter. Dit betekent dat ik de laatste 7 kilometer nog 700 meter in hoogte moet stijgen. Even wordt de weg steil, maar al snel zakt het stijgingspercentage naar 5 procent.
Het is inmiddels heerlijk rustig op de weg. Er komt een kleine vrachtwagen voorbij. De chauffeur stopt en vraagt of ik een lift wil of dat ik op eigen kracht naar boven wil. Ik kies voor het laatste. Ook na 130 kilometer fietsen doen mijn benen het nog prima. Ik maak van de gelegenheid gebruik om naar overnachtingsmogelijkheden te informeren. De chauffeur vetelt dat er voor en na de pashoogte enkele gaststätten zijn. Op de pas is er niets.
De laatste 3 kilometer gaat de weg met gemiddeld 12% omhoog. Soms wordt het iets te zwaar, maar dan slinger ik over de weg -zo dat het minder steil is- die daar nu rustig genoeg voor is. Koeien -met bellen om- lopen hier los, af en toe ligt er wat sneeuw en de temperatuur daalt naar 10 graden op de pashoogte.
In elke haarspeldbocht -die allen een naam hebben- staat de hoogte aangegeven. Het is steil en koud, maar het is altijd geweldig over een bergpas met haarspeldbochten te fietsen. Af en toe stop ik om een foto te maken, zo kan ik meteen op adem komen.
Het laatste stukje lukt het niet meer goed om me warm te fietsen. Op de top fiets ik meteen naar het kappelletje wat daar staat. Niet omdat ik gelovig ben, maar om in de luwte ervan mijn natte kleren uit te doen en droge warme kleren aan te trekken voor de afdaling.
In de afdaling zie ik de gaststätten waarover de vrachtautochauffeur sprak. Ik besluit echter om me naar beneden te laten rollen. Met ingeknepen remmen slinger ik de berg af. Net voor het donker wordt neem ik in het eerste dorp een kamer bij een gaststätte. Voor slecht 33 euro krijg ik een half appartement met ontbijt.
Voor ik ga douchen bestel ik eerst een Wiener schnirzel met pommes. In het café/restaurant mag helaas nog gerookt worden. Dat is even wennen. Nadat ik de krant heb gelezen en mijn eten op heb verdwijn ik naar mijn kamer voor een lekker warme douche.

30 juli2011 De meren van Plitvica 112 km / 1089 hm
Na de dag met zomerweer in Oostenrijk, leek het de dag erop helaas weer herfst. Na 2 kleine bergpassen heb ik 90 kilometer -voornamelijk bergaf- in de regen gereden. In het dal van de Drau was het op het einde van de middag even iets warmer, maar het grootste deel van de dag was het slechts 13 graden. In het begin van de avond was het gelukkig een paar uur droog. Zo kon ik nog de Seebergsattel -op de grens met Slovenië- op fietsen.
Aan de Sloveense kant van de bergpas heb ik bij een klein bergmeertje wild gekampeerd. Net voor het donker werd, had ik mijn tent staan. Het begon ook weer te regenen.
Gisteren ben ik -met een monsterrit van 172 kilometer- Slovenië door gefiets. Het leek wel of ik de hele dag bleef afdalen. Op het einde van de ochtend heb ik Ljubljana bezocht. Dit is een aardige stad en na het verlaten van de Alpen leek het of ik weer in het voorjaar terecht was gekomen.
Vanaf de camping is het slechts 500 meter naar de grens met Kroatië. Er staat een kleine file voor de grens omdat iedereen zijn paspoort moet laten zien. In Kroatië is het heerlijk rustig op de weg. Er zijn enkele stukken bij waarop het lijkt alsof het land geheel verlaten is. Het is heerlijk fietsen op de verlaten slingerweggetjes door de heuvels. Toch geeft deze verlaten wereld me soms een onbehaaglijk gevoel. Ik vraag me af of het hier zo rustig is geworden door etnische zuiveringen.
Vandaag lijkt het zomer te worden. De zon begint te schijnen en ik al snel is het warm genoeg voor me om mijn jas uit te doen. Mijn was hangt achter op de fiets te drogen. Het is erg vochtig, dus snel droogt mijn was niet. Bij een soort "winkel van sinkel" koop ik wat worst en brood die ik buiten op een bankje op eet. De was hang ik even over mijn fietsstuur te drogen.
Op de weg naar Slunj staat een bordje dat je hier moet oppassen met mijnen. Verderop staan diverse huizen die in de oorlog kapot geschoten zijn. In plaats van die huizen op te ruimen laat men ze staan. Een enkele keer is er een nieuw huis naast gebouwd.
In Slunj kom ik op een hoofdweg. Dat is schrikken. Wat is die weg druk en smal, denk ik. Hier lijkt Kroatië weer tot leven te zijn gekomen, naar de dode boel van vanochtend. Er zijn banken -nu kan ik eindelijk geld pinnen- en veel terrasjes met restaurants. Op een van de terasjeseet ik een lasagna.
Na de rust van vanochtend is die drukke weg een tegenvaller. Het verbaast me dat er een fietsroute is die deze weg volgt. Gevaarlijk hard rijden de auto's me voorbij.
Om 16.30 uur ben ik bij de tweede ingang van het merengebied van Plitvice. Het is topdrukte hier. Ik heb nog nooit gezien dat er zo veel bezoekers zijn voor een nationaal park. In het park liggen prachtig aangelegde wandelpaden, waar je soms in de file omhoog moet lopen. Er zijn ook nog boot- en busverbindingen om je door het park te laten vervoeren.
Er lopen 2 rijen mensen het park uit en slecht 1 rij het park in. Hoewel de boten vol zijn hoef ik nergens lang te wachten. In het park liggen veel prachtige bergmeertjes met helder water. Elk meertje heeft zijn eigen kleur. Via veel kleine watervallen stort het water zich van het ene in het andere meer.
Het park sluit om 19.30 uur. Om 19.10 uur kom ik bij de bushalte van parkeerplaats 1. Ik moet naar parkeerplaats 2. Een aantal mensen is aan het wachten op de laatste bus. Ik heb een hekel aan zowel wachten als aan busritten. Ik besluit terug te lopen naar de tweede parkeerplaats. Na een rustige wandeling ben ik een alf uur later bij de uitgang van het park. Daar is het npg steeds druk met mensen die het park verlaten.
Als ik de parkeerplaats verlaat zie ik een bordje naar Borje, waar een camping is. Ik schat dat het nog 15 kilometer fietsen is. Er ligt een bergpas met een hoogte van 782 meter voor me. Ik zit -na de klim net voor Plivice- gelukkig al op een hoogte van 600 meter. Net als de afgelopen dagen ben ik s'avonds om 20.00 uur nog een bergpas op aan het fietsen.
Eerst was er de Sölkpass, de dag erop de Seebergsattel en gisteren een kleine bergpas waarvan ik de naam niet weet. Vandaag deze lage bergpas en ik verwacht morgen op het eind van de middag de Mali Malan -1044 meter hoog-  over te fietsen.
Ik stamp even stevig door. Vanmiddag was het 28 graden, nu nog maar 16. Met de jas aan fiets ik het laatste stuk. Het is al donker als ik op de camping aan kom. Ik vraag me af hoe ver ik nog naar het zuiden moet fietsen -in deze slechte zomer- om echte zomer dagen te krijgen. Ik verheug me er in ieder gaval al op dat er dagen komen waar ik de hele dag mijn jas niet nodig heb.
Ik ben 8 dagen onderweg en ik heb inmiddels de eerste 1000 kilometer gefietst. Ik vind dat dat gevierd moet worden. In het restaurant naast de camping ga ik "a la card"eten. Net voor sluitingstijd ben ik om 23.00 uur de laatste gast die -na een 3-gangenmenu- het restaurant verlaat.

2 augustus 2011 Hoog zomer aan de Kroatische kust 138 km / 1142 hm
Ik sta op een bijzondere minicamping. Net voor het plaatsje Primosten staat er een klein appartementencomplex. Het complex staat tussen de zee en de 15 meter hoger gelegen kustweg. Langs de kustweg -op de hoogte van de bovenste verdieping- is er een mini parkeerplaats. Daar staat mijn fiets. Vanaf de parkeerplaats is er een wirwar aan trappen naar de voet van het complex. Bijna onderaan zijn er tussen de trappen enkele mini veldjes waar steeds één tent op past. Op één van die veldjes staat mijn tent. Onder in het complex zijn het toilet en een koude douche. De warme douche staat buiten.
Voor ik mijn spullen de trappen op draag, vul ik eerst nog 2 flessen met water. Over de weg fiets ik naar het leuke oude dorp Primosten. Van boven zie ik het pad langs de kust naar het dorp. Gisterenavond ben ik via dit pad naar het dorp gelopen. Het was toen topdrukte in dit dorp dat op een schiereland in de Adriatische Zee ligt. Nu is het lekker rustig. Op een terrasje aan het water bestel ik thee en twee chocoladecroissanten.
Eenmaal terug op de kustweg, sta ik al snel weer stil om foto's te maken van het geweldige uitzicht over de kust, de zee en Primosten. Ik maak ook nog even een praatje met een Nederlands stel,die hier met hun camper met aanhangwagen staan. Gisteren heb ik ze zo'n 10 kilometer teug ook al gesproken. Ze waren toen op zoek naar een plekje voor de nacht.
Er komt ook een Sloveens stel met de fiets de heuvel op. Ze stonden bij me op de minicamping. Ik had toen echter niet gezien dat ze met de fiets onderweg waren en ze dus ook niet aangesproken. Nu maken we een praatje. Ze vertellen me dat ze van Slovenië naar Albanië fietsen. Vanaf hier volgen ze de kustweg.
We vervolgen allemaal onze route over de drukke kustweg naar het zuiden. De weg is druk, maar zeker de moeite waard. De bergen langs de kust en de oude kustplaatjes zijn prachtig. In veel plaatsen is aan de drukte duidelijk te zien dat het hoogseizoen is. Bij elk standje staan tientallen auto's -vaak op de meest onmogelijke plaatsen- langs de weg geparkeerd.
Het rijgedrag in Kroatië is gelukkig beter dan in Slovenië. In Slovenië leek het alsof men huizen bouwde als Oostenrijkers, maar autorijden deden ze meer als Italianen. Bumper kleven was meer regel dan uitzondering en de auto's reden strak langs me heen. Hier in Kroatië waan je je in de oude steden in Italië, maar autorijden doen ze zo netjes als in Oostenrijk.
Na een paar uur fietsen kom ik in Trogir. Ik zie de Sloveense fietsers enkele malen rond de stad fietsen.  Zelf ga ik de drukke stad in. Fietsen is hier vanwege de drukte niet mogelijk. Aan de andere kant van de oude binnenstad -waar ik me in Toscane waan- is een fort aan de waterzijde. Achter een promenade met palmbomen ligt de kathedraal. Naast de trappen -die naar de kathedraal leiden- parkeer ik mijn fiets. Ik wandel een klein stukje zonder fiets de stad in. Er zijn teveel trappen om de fiets mee te nemen.
In het begin van de middag kom ik in Solin. Hier wandel ik door de overblijfselen van een Romeinse stad. Van de vijfde eeuwse kathedraal staan de fundamenten nog. In de vloer zijn duidelijk zichtbaar enkele oude graven. Het theater is te herkennen aan de vorm. Het mooiste monument vind ik het amfitheater. Ook al is deze ingestort, er is duidelijk zichtbaar welke vorm het heeft gehad.
Na Solin stort ik me in de verkeersdrukte van Split. Midden in deze drukke stad -die op een schiereiland is gebouwd- ligt een ommuurd oud stadsdeel. In de smalle straatjes waan ik me weer midden in Italië in de middeleeuwen.
Terug op de kustweg gaat het snel. Het lijkt steeds dat ik 2 kilometer bergop ga en vervolgens 8 kilometer bergaf. Dit komt door een harde rugwind. Volgens een wielrenner uit Zagreb -die ik gisteren sprak- staat er elke middag een soort mistral. Dit is een harde westen zeewind. Deze wind mag me elke middag wel richting Griekenland -in het zuidoosten- duwen.
Zo'n 20 kilometer voor Makarska blijft de weg langer stijgen. Hoe hoger de weg langs de steile rotswand klimt, hoe fraaier het uitzicht over de kust. Na een lange afdaling kom ik in Makarska. De mannen met bordjes die aangeven dat ze een kamer of appartement te huur hebben fiets ik voorbij. Ik fiets door naar een camping aan het begin van de stad. De fietsers die voor me bij de receptie staan krijgen de laatste beschikbare plaatsen toegewezen.
Via het historische centrum fiets ik door naar de andere kant van de stad. Op mijn kaart staan nog 2 campings. Deze blijken echter verdwenen te zijn. Bij de afslag waar je de bergen in kunt -deze weg wil ik morgen nemen- draai ik om. Ik fiets terug naar de super drukke binnenstad. Bij één van de toeristenbureau's regelt een behulpzame vrouw voor 50 euro een kamer. Op de kaart legt de vrouw uit hoe ik via allerlei bochten er naar toe kan fietsen. Ik vertel haar dat ik beter een korte route kan fietsen die recht de heuvel op gaat. Het is vlakbij. De vrouw vertelt me dat ik dan wel een stukje door een voetgangerszone moet en daarna tegen de rijrichting in moet. Maar ja, welke Nederlandse fietser maakt zich daar nu druk om.
50 Euro voor een eenvoudige kamer met badkamer en een keukentje die ik met mijn buren moet delen is zeker niet goedkoop. De dagen dat Kroatië een goedkoop land was zijn voorbij. Oostenrijk is goedkoper.
s'Avonds wandel ik de gezellig drukke stad in. Op een plein wordt muziek gespeeld. Op de markt koop ik een halve kilo druiven. Aan de haven ga ik eten in een restaurant met zicht op een plein tussen oude gebouwen en palmbomen. Op de terugweg naar mijn kamer geniet ik van de heerlijk zomerse temperatuur.
Op mijn kamer lees ik het sms-bericht die ik van Nicky -mijn oudste nichtje- heb gekregen. Ze heeft voor me op de site van buitenlandse zaken gekeken. Die site geeft aan dat je in het noorden van Kosovo waakzaam moet zijn. Ik weet niet hoe ze op het idee gekomen is, maar ze heeft ook naar de reisadviezen van de Belgische buitenlandse zaken gekeken. Die geven een aantal plaatsen en grensovergangen op waar je beter niet kunt komen. Deze plaatsen liggen op mijn route en zijn enkele dagen geleden in het nieuws geweest in verband met rellen. Ik zal mijn route aanpassen om eventuele problemen te voorkomen.

6 augustus 2011 De bergen van Montenegro  95 km / 1844 hm
Drie dagen geleden heb ik de drukke kustweg verlaten om Mostar in Bosnië te bezoeken. In het centrum was ik even in een heel andere -bijna Turkse- wereld. De volgende dag fietste ik weer terug naar de drukke kustweg. Op een drukke weg fietsen is normaal gesproken niet leuk. Deze weg langs de kust van Kroatië is echter zo mooi, dat ik al dat gevaarlijke verkeer niet zo erg meer vind. Daarnaast had ik al die prachtige plaatsen -zoals onder andere Dubrovnik- niet willen missen.
Inmiddels ben ik in Monenegro. De campings op mijn kaart bleken gisteren -zoals ook eerder al eens langs de Adriatische zee- weer verdwenen te zijn. Net voor het prachtige Kotor heb ik in een redelijk luxe hotelletje overnacht. Na mijn ontbijt fiets ik langs alle luxe terrasjes -aan de kust van Montenegro is alles wat luxer en stijlvoller aangelegd dan in Kroatië- en stop bij de bakker om brood te kopen.
Het historische Kotor laat ik links liggen. Gisterenavond heb ik Kotor al bezocht tijdens het "carnival". Ik fiets vervolgens urenlang over een slingerweg die tegen de bergwanden is aangelegd omhoog. Het uitzicht op de baai van Kotor is geweldig. Later -als ik nog hoger ben- heb ik ook nog zicht op zee. Voor de kust ligt een soort dubbele baai. Daarachter ligt -verder landinwaarts- nog een dubbele baai. Die laatste is de baai van Kotor en ligt geheel ingesloten door bergen.
Het stijgingspercentage komt niet boven de 5% en een groot deel van de beklimming fiets ik in de schaduw. Het is dus een makkelijke klim. Iets boven de 800 meter boven zeeniveau is er een stalletje waar men onder andere kaas verkoopt. Hier eet ik de helft van mijn brood op met een stuk kaas.
Een paar kilometer verderop stop ik bij een bocht en geniet voor het laatst -de weg draait vanaf hier verder het binnenland in- van het uitzicht over zee. Er staat ook een Nederlandse camper. Het is een avontuurlijk stel. Ze komen net terug van een reis door onder andere Rusland, Tsjetsjenië, Turkijë en Iran. Ze hebben ook geprobeerd om vanaf Rusland naar Georgië te rijden. Maar ze kwamen er niet de grens over. Ik vertel ze dat ik daar wel de grens over ben gegaan in 2007, maar dat ik daardoor in de gevangenis terecht gekomen ben.
Niet veel later ben ik op de pashoogte. Die pashoogte blijkt echter geen pashoogte te zijn. Na een kleine afdaling volgt er nog een flink stuk bergop tot een pashoogte -bij Cekanje- van ruim 1000 meter hoogte.
Via een heerlijke smalle slingerweg fiets ik door de bergen naar het noorden. Erg snel gaat het niet. In Cevo stop ik bij een eenvoudig restaurant. Ik word door een paar mannen en de eigenaar aan tafel uitgenodigd. Er staan grote schalen met ham, kaas, tomaten en vers gebakken brood. Eén van de mannen vertelt dat zijn zoon bij een Nederlandse voetbalclub heeft gespeeld. Zijn naam is Kezman.
Na deze late lunch fiets ik steeds weer heuvel op en heuvel af. Het lijkt erop dat ik de volgende plaats op mijn kaart maar niet bereik. Plotseling zie ik een bordje van een plaats die verderop op mijn kaart staat. Ook al lijk ik nu verderop op mijn kaart te zijn, het gaat nog steeds erg langzaam. De weg stijgt weer tot boven de 1000 meter. Dan volgt er een afdaling. Rond 18.00 uur ben ik in Niksic. Net voor het stadje is er een aangenaam hotel. Er zijn nog twee fietsers in het hotel. s'Avonds wisselen we fietservaringen uit.

9 augustus 2011 Servië, een verzameling van invloedsferen 139 km / 2365 hm
Ik ben vanochtend in Prije Polje, een kleine stad in Servië, net over de grens met Montenegro. Het hotel waar ik nu ben lijkt op een Sovjet-hotel. Misschien zou ik beter het een communistisch hotel kunnen noemen. Yoegoslavië was weliswaar communistisch, maar Tito brak al in 1948 met de Sovjet Unie en Yoegoslavië was daarna meer een niet gebonden staat.
Het hotel is een betonkolos. Het is groot en lelijk. Maar er is zeker een architect aan te pas gekomen om al deze grote ruimtes -grote entreehal en restaurant- te ontwerpen. Geen "normaal" mens zou zo'n betonmonster kunnen bedenken.
Ik denk dat het gebouw eind jaren 70 is gebouwd. De inrichting is donker bruin. Begin jaren 80 was het communisme -met de grote economische crisis- min of meer failliet en daarna begon het uit elkaar te vallen. Hier in voormalig Yoegoslavië viel dat ook nog samen met de dood van Tito in 1980.
Het hotel wordt netjes schoon gehouden, maar het valt langzaam uit elkaar. Enkele ramen zijn kapot. Het hout van de vensterbanken is aan het delamineren. Heel knap hebben ze de stoelen gerepareerd, maar de lak is eraf. Ook de overtrekken van de bekleding van de stoelen is er deels af. Het bad is helemaal ruw versleten, wat wel weer handig is als anti-slip. Alle voegen van het tegelwerk zien er goor/smerig uit. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Maar aan de andere kant is het ook een prima hotel waar alles nog functioneerd en het is schoon.
Voor mijn vertrek vertelt de receptioniste me dat ik op weg naar Sjenica voor de brug linksaf moet. Bij de brug vraag ik het een paar mannen nog even na om het te controleren. Ze spreken geen Engels of Duits, maar ik begrijp dat ik beter via Nova Varos kan rijden omdat de korte route naar Sjenica "makadan" is. Dat woord heb ik vaker gehoord, ik denk dat het onverharde weg betekend. Die onverharde weg lijkt me een uitstekende keuze. De meeste auto's zullen waarschijnlijk wel de asfaltweg nemen en ik kan dan lekker rustig fietsen. Eevn later krijg ik -in de vorm van een bord in cyrillisch schrift- de bevestigig dat ik op de goede weg ben.
Zodra ik de stad uit ben is de brede asfaltweg verlaten. Na een Orthodox klooster -in aanbouw- wordt de weg snel slechter. Na een paar tunnels is de weg verspert door rotsblokken. Er is alleen nog een erg smal wandelpad vrij gemaakt. Met mijn fietstassen schuur ik langs de rotsblokken. Al snel moet ik gaan lopen. Het pad is echter te smel om naast mijn fiets te lopen. Aan één zijde is er een diepe afgrond en aan de andere zijde struiken of schuin oplopende keien. Het wordt me te gevaarlijk. Ik leg mijn fiets op het pad en wandel een klein stukje verder om te zien of verderop het pad weer begaanbaar wordt. Helaas ik zie geen snelle verbetering en ik vraag me af of ik via dit pad wel in Sjenica kan komen. Ik ga terug. Bij het eerste huis langs de route vraag ik het na. Misschien heb ik wel de verkeerde afslag op de weg benomen. Ik versta de mensen -die hier in een armoedige boerderij wonen- niet, maar ze maken me wel duidelijk dat ik alleen via Montenegro of via Nova Varos naar Sjenica kan.
Ik erger me eraan dat men hier een weg heeft laten vervallen door gebrekkig onderhoud. Nog vervelender vind ik het dat men ook de borden heeft laten staan. Met veel ergernis denk ik, "wat een Afrikaanse toestanden, hier midden in Europa". "Waarom stuurt die receptioniste me de verkeerde kant op. Ben ik soms de enige op deze wereld die nu weet dat deze weg gesloten is".
Net als mijn humeur heeft ook het weer een dipje. De zon verdwijnt achter de wolken en het koelt af naar 18 graden. Na Prije Polje daalt de weg 10 kilometer langzaam naar 440 meter boven zeeniveau. Ik heb geen zin om me al vroeg te gaan haasten. Hoewel ik na de misser van vavochtend 40 kilometer extra moet gaan fietsen om vanavand in Novi Pazar te overnachten. Voor de weg gaat stijgen drink ik eerst een paar cola's en eet een broodje ham bij een wegrestaurant.
In Nova Varos drink ik -na 15 kilometer klimmen- nog een cola. Na het bergdorp blijf ik verder klimmen op een veel rustigere weg. Ik klim door tot een hoogte van 1300 meter door een groen -met veel bos- bergland. Behalve van een Orthodoxe kerk maak ik verder geen foto's.
Voor Sjenica volgt er een afdaling. De afdaling is niet erg lang, Sjenica ligt namelijk op een hoogte van 1050 meter op een soort golvende hoogvlakte. De bossen zijn nu wat verder weg en er is vooral grasland. Enkele boeren zijn onderweg met paard en wagens.
In het begin van het dorp koop ik bij een eenvoudig winkeltje wat fruit. Dat eet ik op met wat brood. Als ik weer verder fiets kom ik door het levendige centrum van het dorp. Het dorp is nogal rommelig en lelijk. Er zit geen enkele lijn in de bebouwing. Overal zijn maar huizen en flats neer gezet. Ook de bouwstijl is een gevarieerd zootje.
In het dorp staat dat het 59 kilometer naar Novi Pazar is. Dat is 8 kilometer meer dan hetgeen op mijn kaart staat. Het is nog 5 uur voor het donker wordt. Met mijn gebruikelijke tempo van 10 tot 12 kilometer per uur vooruit komen hoop ik dat ik nog vandaag in Novi Pazar zal aankomen.
Door een flinke tegenwind in het open landschap lijkt het alsof ik niet snel vooruit kom. Als ik op mijn hoogtemeter kijk begrijp ik dat dit niet door de wind komt, maar ik klim steeds meer dan dat ik afdaal. Ruim 20 kilometer na Sjenica kom ik op een hoogte van 1200 meter.
Dan gaat het opeens snel, ik slinger eerst langzaam naar beneden. Dan volgen er een paar series met haarspeldbochten. De laatste 20 kilometer fiets ik met tegenwind langzaam naar beneden. Om 19.00 uur ben ik in het centrum van Novi Pazar op een hoogte van 500 meter.
Het lijkt hier of ik in Turkije ben aangekomen. Ik fiets het kleine centrum door. Dan kijk ik in mijn reisgids -Lonely lanet- voor een hotel. Ik ben het al voorbij gefietst. Ik fiets terug en neem voor 1500 dinar -ongeveer 15 euro- een kamer in hotel Kan. Mijn fiets gaat mee de trap op naar mijn slaapkamer. Ik kijk vanuit mijn kamer -op de eerste verdieping- uit over een druk plein tussen het oude en het nieuwe deel van het centrum. Voor ik ga douchen kijk ik een tijdje naar de drukte op het plein. Het huis naast het hotel steekt uit over de weg. Dat is niet zo handig. Een vrachtauto heeft de gevel geramd.
Om 20.30 uur is het wat rustiger op straat, maar terwijl ik een pizza eet op één van de terrasjes wordt het weer gezellig druk op straat. Nu ik weer in Turkse invloedsfeer ben, is alles weer in "gewoon" schrift.

14 augustus 2011 Slingeren door de bergen van de Balkan  102 km / ±1500 hm
Woensdag fietste ik van Sevië -Novi Pazar- via Montenegro naar Pec in Kosovo. Beide grensovergangen lagen boven op een bergpas. Op de grens tussen Montenegro en Kosovo was het slecht weer. Het regende op de beklimming. Op de pashoogte van 1750 meter hoogte was het droog, maar ik reed door mistbanken en het was slechts 7 graden.
Donderdag was een vrij makkelijke -en daardoor misschien ook wel wat saaie- dag met slechts 718 hoogtemeters door Kosovo naar Kukes in Albanië. Vrijdag was een pittige bergrit -en daardoor geweldige dag met 2278 hoogtemeters- over deels onverharde wegen door Albanië naar Debar in Macedonië. Gisteren was weer een makkelijke dag -906 hoogtemeters- langs 3 prachtige bergmeren door het westen van Macedonië.
Na 5 nachten in hotels, heb ik vannacht weer een keer op een camping overnacht. Ik ben in het zuiden van het meer van Ohrid. Na een klein ontbijt zit ik al om 8.00 uur op de fiets. Na een paar kilometer fiets ik Macedonië uit en Albanië in. Op de grens ben ik de enige, dus de formaliteiten zijn snel afgerond.
Langs de zuidkant van het grote meer fiets ik langs hotels en zandstranden naar Pogradec. Progadec is een klein levendig stadje. Door het aanleggen van veel nieuwe wegen lijkt Albanië op weg van de tweede naar de eerste wereld. Maar hier in de drukte van de stad is het nog steeds een ongeorganiseerde chaos. Het is vooral opletten voor de slechte stukken in de weg. Daarnaast zijn er veel kleine putdeksels niet aanwezig. Ook zie ik zelfs een grote ronde put zonder deksel. Ik vraag e af wat er van je wielen overblijft als je daarin terecht komt.
Vanaf Pogradec fiets ik met een flinke noordenwind in de rug naar het zuiden. Al snel volgt er een klim met een paar fraaie haarspeldbochten. Ongelooflijk hoe de grote vrachtwagens daar doorheen slingeren. Boven ben ik -denk ik want ik heb al lang de hoogte niet kunnen controleren- op een hoogte van 900 meter. Dat is 200 meter hoger dan de camping aan de oever van het meer van Ohrid.
Na de klim gaat het razand snel richting Korce over een brede langzaam dalende weg. 25 Kilometer voor de stad ga ik bij een benzinepomp in aanbouw wat brood en druiven eten in de schaduw. Er komt een man een praatje met me maken. Het wordt een erg kort gesprek. We spreken helaas niet dezelfde taal. Ik geef hem wat van mijn druiven. Hij biedt me later een cigaret aan. Ik bedank daarvoor. Voor ik weer vertrek stuurt hij iemand met 2 komkommers naar me toe. Heel aardig.
Net voor Korce eet in een macaronie. Ik eet maar de helft op. Meer krijg ik niet op, want ik heb vandaag last van buikkrampen. Het centrum van Korce heeft daarna niet veel bijzonders te bieden. Als ik de stad uit fiets kom ik door wijken met flats. Een enkele keer zijn het mooie -maar niet goed gebouwde- nieuwe flats. Meestal zijn het echter slecht gebouwde oude flats. Ze zien er beroerd uit.
Buiten de stad valt weer op dat Mercedes een erg populair automerk is. Erg goed auto rijden kan men hier niet. Ze houden wel van scheuren met piepende banden. In het verkeer nemen ze veel teveel onnodige risico's. Daarnaast zie ik ook nog veel mensen met ezels en paard en wagens. Heel opvallend op het platteland zijn natuurlijk ook de vele éénmansbunkers.
In mijn reisgids staat dat orce het beginpunt is van een geweldig bergtraject. Nu fiets ik al een hele tijd het ene naar het andere prachtige bergtraject. orce ligt al op een hoogte van 900 meter, dus erg veel klimwerk verwacht ik niet meer.
Zo'n 13 kilometer ten zuiden van Korce begint de weg te stijgen. Ze hebben een bordje waarop 10% stijgingspercentage staat uit de "kast" gehaald. Maar de heerlijke slingerweg met enkele haarspeldbochten komt zelden boven de 5%. De zon is achter de wolken verdwenen en met 29 graden is het heerlijk fietsweer. Zo kan ik rustig klimmen met mijn wat verzwakte -vanwege de buikkrampen- benen. Op een hoohte van 1150 meter kom ik boven de boomgrens. Er staan alleen nog bomen zo groot als struiken en het ruige gras is geel dor. Zo lijkt het net een hooggebergtepas. Het laatste stukje schijnt de zon weer eventjes. Boven aangekomen zie ik dat ik nog niet op het hoogste punt ben. Ik moet eerst nog een stukje afdalen om vervolgens naar 1200 meter hoogte te klimmen.
De zon verdwijnt achter de wolken. In de afdaling zie ik dat de weg in de richting van een gebied met regnbuien slingert. Niet veel later fiets ik in de regen. Even fiets in met mijn regenjas aan. Al snel is het weer droog en de regenjas voelt als een broeikas. Die doe ik meteen weer uit. Voor 16.00 uur ben ik in Erseke. Ik vind het te vroeg om te stoppen. Eén kleine bui wacht ik af in een café.
Als ik de stad uit fiets, doe ik al snel weer mijn regenjas aan. Het lijkt erop dat het vandaag geen goed weer meer gaat worden om de volgende bergpas over te fietsen. 3 Kilometer buiten de stad is er een eenvoudig hotel. Hier betrek ik een kamer. De sleutel van mijn kamer zijn ze kwijt. Die sleutel is ook niet nodig. Het is hier heel erg veilig, zegt men.
Het avondeten bestellen is wat lastig. Een aantal dingen op de menukaart hebben ze niet. De jonge man in het restaurant zegt dat hij wel "cat" heeft. Ik ben in een vreemd land en daar eten ze vreemde dingen, maar van het eten van kattevlees in Albanië heb ik nog nooit gehoord. Ik zeg "boe". Nee zegt de man, "blé". Oké, schaap of geit dus. Op de menukaart staan prijzen voor een kilo vlees. Eén kilo dat is teveel voor me, vertel ik de jonge man. Hij gaat een éénpersoonsportie voor me maken. Ik ben benieuwd hoeveel vlees ik zodadelijk te eten krijg.
Voor ruim 1100 leke -ongeveer 9 euro- doe ik me tegoed aan een kwart kilo vlees, een bord vol met friet, een Griekse salade, 2 cola's, druiven en 2 koppen thee. Na het eten bestel ik ook nog ontbijt voor morgenochtend. Dit geeft weer de nodige spraakverwarringen en ik hoop dat men het heeft begrepen.

18 augustus 2011 Wild kamperen in Griekenland 128 km / 2105 hm
Na een paar dagen fietsen door Griekenland ben ik inmiddels in het zuiden van het vaste land. Gisteren wilde ik bij Nikolaos de Golf van Korinthe over steken met de boot en vervolgens via de noordkust van Peloponnesos naar Athene fietsen. Ik hoorde echter net voor dit dorp dat de bootverbinding -in ieder geval in de zomer- is opgeheven. Ik had 40 kilometer daarvoor de nieuwe brug moeten nemen. De afslag naar deze brug had ik "gemist" omdat ik voor een kleinere weg door het binnenland had gekozen. Ik heb een hekel aan terugfietsen, dus heb ik gisteren een nieuwe route bedacht over het vaste land naar Athene.
Net voor het dorp Galaxidi sta ik met mijn tent op het strand van een kleine baai waar men wild mag kamperen. Langs het strand staat het vol met caravans en campers. Het is een fraaie plaats, waar ik gisteren na het fietsen nog een verfrissende duik in zee genomen heb. Vanaf het strand is het een flinke klim -100 hm- terug naar de hoog gelegen kustweg. Halverwege de klim maak ik een toiletstop tussen de struiken. Op de kampeerplaats kon ik alleen naar het toilet bij het restaurant wat er stond. Dat is in de ochtend echter gesloten.
Terug op de kustweg heb ik zicht op zee en de bergen van Peloponnesos. Acht jaar geleden fietste ik ook op deze weg. Het heeft toen weinig indruk op me gemaakt, ik kan me er niets meer van herinneren. Wat ik me wel herinner is dat het slecht weer was, dus waarschijnlijk had ik toen door de regen geen uitzicht op de bergen aan de overzijde.
Na 25 kilometer koop ik in Itea bij de bakker brood en een broodje met ham en kaas. Ik vraag of ik er mijn flessen met water kan vullen. De vrouw in de bakkerswinkel neemt mijn flessen mee naar de buren en gaat voor me water halen. Op een schaduw plekje eet ik aan zee mijn broodje op.
Vanaf Itea stijgt de weg langs de kust omhoog. Het is zo vochtig dat mijn zweet niet verdampt. Op een hoogte van 150 boven zeeniveau ga onder één van de weinige bomen af zitten koelen. Hierna blijft de weg verder klimmen. Het zicht op Itea en op zee wordt steeds indrukwekkender. Er komt gelukkig wat meer wind op zetten. Tot het hoogste punt van 600 meter boven zeeniveau heb ik het niet meer warm.
De wind begint stormachtig te worden. Op de slingerende bergweggetjes heb ik afwisselend tegen en mee. Bij het afdalen ben ik extra voorzichtig om niet door de harde rukwinden van de weg geslagen te worden. In Distromo ga ik lunchen. Normaal ga ik buiten op het terras zitten, maar door de harde wind komen de stoelen -waar niemand op zit- steeds voorbij schuiven. Terwijl ik binnen zit te eten rent de kok af en toe naar buiten om de weg gewaaide stoelen weer bij de tafeltjes te zetten.
Na Distomo volgt er een lange klim. Door de harde tegenwind lijkt er geen einde te komen aan het laatste stukje van de klim. Ik fiets door een ruig bosgebied. Na de top -op 900 meter hoogte- zijn er opeens geen bomen meer. Op een heerlijke slingerweg daal ik af tot 100 meter hoogte.
Na Domvena gaat de weg weer langzaam omhoog. Ik heb flinke tegenwind. In elk dorp vraag ik of er ergens een hotel is of een andere overnachtingsplaats. Iedereen vertelt me dat ik naar Thiva moet gaan. Daar wil ik niet naar toe, want dan moet ik morgen 30 kilometer extra fietsen naar Athene.
Ik fiets rustig verder op zoek naar een plaats om te kamperen. Bij een oude  ruïne is een prima plaats om mijn tent op te zetten, maar ik vind dat ik te dicht bij de weg sta. Ik fiets door tot Lefktra. Bij een klein tankstation -in het boerendorp- vraag ik of ik mijn tent op een grasveldje mag op zetten. "Ne", zegt de vrouw. Ik twijfel even. "Ne" betekende dat nu "ja" in het Grieks of was dat in een ander land? Ik vraag het nog eens. Heel positief klink het antwoord weer "ne". Ik neem aan dat het dus "ja" was en zet mijn tent op.
Als ik mijn tent heb opgezet brengt de vrouw me een watermeloen en een stuk suikermeloen.  Heel aardig. Samen met walnoten, brood en smeerkaas -die ik in Slovenië heb gekocht- heb ik een prima avondmaal. Achter de tent douche ik me met een fles water. Zo is mijn fietsdag weer kompleet.
De dochters van de vrouw zijn thuis gekomen. Ze spreken Engels en komen me vragen of ik iets te eten wil. Ik bedank hiervoor, want ik heb al gegeten. De vrouw komt echter al met soep, brood en bier aan lopen. Bier drink ik nooit, maar die wordt omgewisseld voor een klein blikje cola. Ik zit vol, maar uit beleefdheid eet ik één van de grote gehaktballen uit de zoute soep. Meer krijg ik niet weg gewerkt.

19 augustus 2011 Eindpunt Athene 82 km / 1028 hm
Aan de gastvrijheid is de volgende ochtend nog geen einde gekomen. Ik mag niet vertrekken. De vrouw maakt eerst een kaastosti, die moet ik opeten.
Na 2 flinke beklimmingen ben ik in de middag in Athene. In het centrum neem ik een kamer in een hotel. Bij een fietsenwinkel haal ik een fietsdoos. Ik pak mijn fiets in voor de vliegreis van morgen en in de avond wandel ik door de stad, waar een heerlijk zwoele wind door de straten jaagt.
Na 4 weken is er een einde gekomen aan alweer een indrukwekkende fietsreis. In 3358 kilometer heb ik 38720 hoogtemeters gemaakt. Heel opvallend vind ik dat naarmate ik minder conditie krijg, ik toch steeds grotere afstanden per dag af leg. Gemiddeld 120 kilometer per dag is veel voor mij. Ook 1383 hoogtemeters per dag is veel.
Hoogtepunt van de deze reis was Kroatië met de indrukwekkende kustweg, de steden Zadar, Split, Trogir, Sibenik en Dubrovnik, de meren van Plitvica en de bergpas Mali Milan.
Verder was er geen saaie dag op deze reis, de vele bergen en de vele totaal verschillende landen maakten de reis zeer afwisselend.
Zeer de moeite waard waren Cesky Krumlov, de bergen van de Alpen, Montenegro en Albanië, de baai van Kotor, de bergmeren van Macedonië, de Turkse sfeer in Mostar en Novi Pasar en de kust van de Golf van Korinthe.