Belize 
      
      Zaterdag   17 februari 2018  Mennonieten,  Creolen en Mestiezen   110 km  92 hm
         
      Belize is een klein en dun bevolkt land. Het land is net iets groter dan  de helft van Nederland en heeft maar 360.000 inwoners. In vergelijking is El  Salvador ongeveer even groot, maar dat land heeft 6 miljoen inwoners. Gisteren  ben ik de hoofdstad voorbij gefiets. Dat is Belmopan en heeft maar 16.000  inwoners. Vanmiddag fiets ik door de grootste stad van het land. Dat is Belize  City met slechts 65.000 inwoners. 
      
      De volking van Belize is een bonte mengeling. Het grootste deel bestaat  uit Mestiezen -gemengd Indiaans en blank- en Creolen -gemengd Afrikaans en  blank-. Daarnaast zijn er nog Indianan -met name Maya- en mensen van geheel  Afrikaanse komaf. Dan heb ik nog niet iedereen gehad, want er zijn ook nog  kleine groepen blanken, Chinesen en Mennonieten
      
      . 
      Gisteren -op mijn eerste dag in Belize- vond ik het te ver om helemaal  naar Belize City te fietsen. Mensen vertelden me dat het hotel waar ik nu ben  -op 55 kilometer voor de stad- het laatste hotel voor de stad zou zijn. Dat is  de rede dat ik hier gisteren gestopt ben. De Engels sprekende blanken vrouwen  die de zaak hier runnen zijn -denk ik- Amerikanen. Toen ik ze vroeg of bij mijn  kamerprijs ook een ontbijt zat, zeiden ze heel erg aardig van dat kunnen we er  wel bij doen. Maar heel erg aardig vind ik ze niet. Toen ik mijn kamer van  $65,-- wilde betalen bleek er opeens ook nog tax bij te komen. In het  restaurant wilde ik het goedkope dagmenu bestellen, maar toen vertelden ze  opeens dat dat op was. Ik had het gevoel dat ze me wilde dwingen om een  duurdere maaltijd te bestellen zodat ze meer geld aan me konden verdienen. Bij  het afrekenen kreeg ik geen bonnetje, daardoor had ik meteen het gevoel dat er  iets niet juist was. Ik wist de bedragen van het eten niet meer en ik had ook  al twee keer met mijn kamersleutels staan zwaaien om aan te geven dat ik  daarmee 10% korting zou krijgen. Dus vroeg ik maar naar een bonnetje. Bij nader  inzien bleek dat ze inderdaad 10% te veel gerekend hadden en ik denk dat het  personeel de instructie heeft dit altijd zo uit te proberen. Ik hoop toch dat  de Amerikanen straks in de USA iets aadiger zijn. Of zou dit de kei harde  zakenmentaliteit uit dat land zijn?
      
      Mijn gratis ontbijt is prima. Tijdens het ontbijt komt er een groep  Mennonieten het restaurant binnen. Alle mannen hebben een hoedje op, een  geruiten blouse aan en een nette tuinbroek. De vrouwen zijn in het zwart en dragen  een hoofddoek. Het plat Duits wat ze spreken kan ik niet verstaan. De kinderen  kijken hun -blauwe- ogen uit alsof ze nog nooit in een restaurant zijn geweest.  Ik vraag of ik een foto van ze mag maken. Het is een wat onhandige situatie,  maar de Spaans sprekende chauffeur die er bij is zegt dat het mag. Ik maak 1  foto van de voorste tafel. Meer niet omdat bij de achterste tafel al iemand  zijn hoed voor zijn gezicht houdt.
      
      Hoewel ik gisteren nog veel Spaans en ik denk een taal van de Maya's  hoorde, is Belize Engelstalig. Zo kan ik alle borden lezen met spreuken er op.  Gisteren zag ik bijvoorbeeld een bord met de tien geboden erop. Nu staat er  langs de weg een grote zuil met reclame voor een verzekeringsmaatschappij.  Bovenop de zuil staat een verongelukt auto. Verder is het wel grappig dat men  niet meer roept "hello Gringo", maar "hé man, whatt's up".
      
      De dorpen bestaan uit kleurrijke houten woningen. Vaak zijn het  paalwoningen. De laaste kilometers richting de kust fiets ik langs mangrove  bossen. Aan twee kanten van de weg is water. Aan de kust ligt de weg niet strak  langs het water. Bij een kleine jachthaven fiets ik naar de zee. Ik kan aan het  einde van de haven met luxe schepen bijna tot aan zee komen. Hier maak ik een  foto van de Caribische Zee. Als ik verder naar een groot strand wil moet ik bij  een giftshop naar binnen en daar toegangsgeld betalen. Dat lijkt me niet handig  met de fiets en ik kijk nog heel kort even rond in de jachthaven.
      
      Iemand in de jachthaven heeft gezien dat ik een riem op mijn fiets heb  en vertelt dat aan één van de eigenaren van een jacht. De man vindt het  prachtig. Hij heeft een paar jaar geleden een rvs vouwfiets gekocht voor op  zijn boot. Echter de ketting was al snel weg geroest. Zo een riem was veel handiger  geweest.
      Net na de jachthaven zie ik een paar rode lepelaars in een stukje ondiep  water staan. Als ik mijn teleconverter op mijn camera monteer om foto's te  maken, landt er ook nog een Jabira. Ik maak enkele foto's en fiets daarna  verder de stad in.
      
            Nadat de weg dwars door een grote begraafplaats is gegaan, kom ik in de  stad. Het lijkt alsof de inwoners alleen maar uit afstammelingen van Afrikanen  bestaan. Bij een eettentje bestel ik een hotdog.Voor ik de hotdog op eet haal ik  eerst de pepers er van af. De wijk bestaat uit voornamelijk laagbouw met  gekleurde houten huizen. Het ziet er een beetje verwaarloosd uit. Dat geldt ook  voor een aantal bewoners. Het is niet zo erg als in Panama, maar het aantal  mensen met flink overgewicht is heel opvallend.
      
      Na de kleine kathedraal ga ik heel langzaam fietsen. Deze  "grote" stad is niet veel meer dan een klein dorp. Als ik even snel  zou fietsen, zou ik meteen de stad weer uit zijn. In de Albert Street pin ik  wat Beliziaanse Dollars. Het centrum is ongeveer 500 meter lang en naast de  Albert Street is er de Regent Street en de kust weg. Bij het fraaie Battlefield  Park drink ik een cola. Er ligt hier een grasveld van 40 bij 40 meter en dat is  ongeveer de helft van het park. Groter is het hier allemaal niet.
      
      Na de brug over de Hawlover Creek fiets ik richting een kleine  vuurtoren. Er is iemand die heel hard tegen me begint te schreeuwen. Ik stop  even en vraag wat hij wil. Of ik een boot wil huren? Nee, man. Ik ben met de  fiets. Ik schreeuw terug of hij een vliegtuig wil huren. Nee, dat wil hij niet  en dus fiets ik weer verder.
      
      Na de vuurtoren en een parkje aan zee fiets ik al snel de stad weer uit  langs een rivier. Bij de Manatee Lookout stop ik en bestel een frietje. Terwijl  ik op mijn friet wacht zit ik onder de palmbomen naar het rivierwater te  kijken. De zeekoeien komen meestal op het einde van de middag, maar zo lang wil  ik niet wachten. Een uur later fiets ik met volle maag verder zonder de dieren  te hebben gezien.
      
      Tien kilometer verder fiets ik de Old Northern Highway op. Dit is een  heerlijk rustige kleine weg. Het bos lijkt een beetje op een droog tropisch  bos, maar veel vlakke stukken zijn moerasgebied en stan onder water. Ook de  vochtige lucht lijkt meer op een tropisch nat klimaat. 
      
      Op het einde van de middag bestel ik een "Great Dog" bij een  klein eettentje. Terwijl ik het op eet raak ik in gesprek met een man. Hij  vertelt me dat de weg verderop erg slecht wordt en dat ik morgen beter terug  kan fietsen naar de hoofdweg. Ik leg hem uit dat dat op de fiets wel heel veel  extra kilometers zijn en dat ik denk -ik ken de weg natuurlijk niet- dat ik  toch beter deze Old Northern Highway kan blijven volgen.
      
      Op de afslag na de Maya ruïnes van Altun Ha vertelt iemand me dat Maya  Wells -waar ik wil overnachten- deels gesloten is. Het restaurant is dicht maar  ik kan er nog wel kamperen, zo wordt me verteld. Een kilometer verderop blijkt  dat alles al lange tijd geheel gesloten is. Ik fiets verder naar Altun Ha. Ik  kom een fietser tegen die me zegt dat ik erg laat ben en dat ik me moet melden  bij een vrouw in het rood. Zij zal me wel laten kamperen bij haar restaurant.
      
      Even verderop stopt er een auto. Er zit een vrouw in het zwart in. Ze  vertelt me -zonder dat ik er naar vraag- dat ik mijn tent bij haar restaurant  op het overdekte terras kan op zetten. Ze geeft me de wifi-code en vertelt dat  ik op moet passen voor de bewaker -ze wijst de man aan- en dat ik hem zeker  geen geld moet geven. Als mijn tent staat douche ik me met een fles water nog  snel voor het donker wordt. Mijn kleren was ik bij een kraantje en daarna sluit  ik het terras weer af om de rond lopende honden op afstand te houden. 
      
      Morgen fiets ik naar Corozal -dat 15 kilometer voor de grens ligt- en  overmorgen fiets ik Mexico in.
      
      Belize is maar een klein land, na 317 kilometer -en 890 hoogtemeters-  verlaat ik het land weer. De hoogtepunten waren Belize city en de ruïnestad  Altun Ha aan de Old Northern Highway. Erg veel was er niet te zien, maar het  was vooral een leuke afwisseling om in een heel ander -Engels sprekend- land te  zijn.
      
      Buiten de $20 exit tax heb ik € 53,33 per dag uitgegeven. Voor de 2  hotelovernachtingen heb ik gemiddeld € 39,80 betaald en ik heb één nacht  "wild gekampeerd" in een restaurant. Van de kosten zijn 50% aan de  overnachtingen uitgegeven. Dit land was iets duurder omdat ik één nacht in een  duurder hotel was en omdat ik in iets luxere -en dus duurdere- restaurants  gegeten heb. 
