4 januari 2008 Demoiselles cranes (120 km)
Om 7.00 uur sta ik op het dak van mijn guesthouse in Khichan. Het is een paar graden boven nul en de zon komt net op. Ik heb zicht op een soort plein van ongeveer 80 bij 80 meter, waarom deels een hek en deels een muur staat. Het is een voederplaats voor vogels. De mensen in Khichan hebben een vredelievende geloofsovertuiging. Het zijn jains. Ik heb helaas geen idee waarom de mensen vogels voert. Maar ach,  ik denk: in een vreemd land doet men nu eenmaal vreemde dingen. Op enkele plaatsen in het dorp wordt, gedurende de wintermaanden, elke dag 600 kilogram graan uitgestrooid.

Rond 7.30 uur is het plein vol met duiven. Ik ben echter niet voor de duiven gekomen. Op een grote zandduin iets verderop zie ik steeds meer demoiselles cranes. Het zijn vogels die qua grootte en vorm wel wat op reigers lijken. Ik heb geen idee of er ook een Nederlandse naam voor deze vogels is.  Steeds grotere groepen cranes komen aanvliegen.

Tegen 9.00 uur zijn er honderden, maar geen enkele vogel die zich op de voederplaats waagt te begeven. Enkele honderden vogels zitten er nu voor het hek en de rest zit op de zandduin. Plotseling vliegen er 4 over het hek en landen op de voederplaats. De andere volgen nog steeds niet. Blijkbaar is geen van de 4 vogels de leider. Vijf minuten later volgt er een kleine groep vogels. Nu volgt de rest ook totdat het er zwart ziet van de vogels. De helft van het plein is gevuld met vogels. Terwijl de vogels eten, krijg ik ook mijn ontbijt.

Om 10.15 uur neemt het aantal vogels op de voederplaats af en besluit ik op de fiets te stappen. Over een uitstekende asfaltweg fiets ik door een woestijnachtig savannen land. Dit is de Thar-woestijn. Al snel heb ik weer honger. Bij een luxe restaurant ga ik lekker buiten in de tuin genieten van de zon. Ik bestel 2 tosti's. Aan de tafel naast me zit een Italiaans gezin, dat woont in Brussel.

Volgens de Italianen moet ik een moedig man zijn om hier te fietsen. Dat vind ik altijd een beetje onzin. Ik doe dit gewoon voor de lol. De man vraagt hoeveel kilogram bagage ik op de fiets heb. Nadat ik verteld heb dat ik ongeveer 25 kilogram bagage heb vraagt hij of ik de rest steeds na laat sturen. Ik vertel hem dat dit al mijn bagage is.

Zelf vind ik dat ik nu al heel erg veel bagage heb. Vroeger had ik 10 kilogram minder bagage. Ik heb de laatste jaren teveel geld verdiend. Daarmee heb ik zoveel prachtige licht gewicht spullen kunnen kopen, dat ik nu in plaats van 10 kilogram minder 10 kilogram meer bagage meesleep.

In de middag wordt het met ruim 20 graden en een felle zon heerlijk fietsweer. Ik heb een flinke rugwind en op het snelle asfalt kom ik ondanks de late start op deze korte winterdag toch nog een heel eind. De weg is voldoende breed om ik niet steeds door auto's van de weg gereden te worden. Wel komt er een tractor voorbij, net als hij naast me rijdt gaat hij naar links. Om niet onder zijn wielen te belanden stuur ik de berm in. Het is en blijft opletten in India. Ik vraag me natuurlijk wel weer af waarom de tractorbestuurder zoiets onnodigs doet. Is het onbeschoft volk of vindt die man dat fietsers het niet waard zijn om op het asfalt te rijden? Of zou hij echt zo dom zijn dat hij niet in de gaten heeft wat voor een levensgevaarlijke acties hij uitvoert?

Het is een prachtige omgeving om vanavond na maanden hotelovernachtingen weer eens in het wild te kamperen. Helaas lijkt het erop dat het leger dat ook heeft gedacht. Overal rijden militaire voertuigen en zijn er tentenkampen langs de weg. Ik besluit het kamperen nog maar even uit te stellen nu ik in de buurt van vijand Pakistan ben. Het is Pakistan na de moord op Bhuto erg onrustig.

Tegen de avond is op een afstand van 3 km van de weg er een nature ressort. Het is een luxe hotel op een boerderij naast een bloeiend koolzaadveld. Na met muziek binnen te zijn gehaald, kan ik kiezen uit een tent compleet met badkamer of een leuk rond huisje. Het wordt het laatste. Eenmaal op mijn kamer maak ik een beginnersfout. Ik kleed me eerst uit en controleer dan pas of er echt warm water uit de kraan komt. Dat is niet zo fraai, een koude douche in een luxe hotel.

Op de Wereldomroep hoor ik dat Parijs-Dakar is afgelast. Frankrijk heeft een negatief reisadvies af gegeven voor Mauritanië, waar ik ruim een jaar geleden was. De race is met dit negatieve advies niet meer te verzekeren. Ook voor Pakistan geldt sinds kort een negatief reisadvies. Het is nog maar 3 maanden geleden dat ik daar was.

Voor het eten is er een cultureel programma. Nu heb ik daar niet zo'n belangstelling voor, maar wel in de kampvuurtjes die voor je gestookt worden als je plaats neemt. Ik schrijf onder het genot van  heerlijke muziek en de warmte van het vuur. Ik heb weinig oog voor de vuurspuwer en de danseres met 6 potten op haar hoofd.

In het restaurant zitten 2 militairen. Ze nodigen me uit om samen met hun te eten. Ze vertellen me dat al die militairen die ik gezien heb met een grote oefening bezig zijn. Dit is hun oefenterrein. Het heeft in ieder geval niets te maken met de situatie in Pakistan. Ik geniet tijdens het diner van het lekkerste eten tot nu toe in India.

19 januari 2008 89 km In the middle of nowhere
Na een maand lang met wat slingerbewegingen van oost naar west door het noorden van India te zijn gefietst, ben ik nu op weg naar de zuidpunt van India. Ik ben in Khargone, een kleine stad in de deelstaat Madhya Pradesh. Vandaag wil ik via een kleine weg naar de volgende deelstaat Maharastha fietsen. Zoals gebruikelijk staan er geen borden met richtingen naar de volgende steden.
 
Bij mijn hotel krijg ik eerst de omschrijving hoe ik bij de halte voor de bus naar Maharastha kan komen. Ik leg ze uit dat ik wil fietsen, maar dat ik niet weet hoe ik op de weg naar het zuiden kom. Ik word terug gestuurd in de richting van waar ik gisteren de stad ben ingereden. Ik vraag of het de bedoeling is of ik voor of na de brug links af moet slaan. Maar wat ik ook probeer, men begrijpt niet wat een brug is. Ik denk dat ze niet weten dat er aan de andere kant van de stad een brug is.

De minder slimme mensen in India, en ook overigens in veel andere derde wereldlanden, belanden als ze het antwoord op een vraag niet weten in een soort ontkenningsfase. Als je bijvoorbeeld in een restaurant vraagt of je wat te eten kunt krijgen op een moment dat dat er niet is, dan kent men het woord "eten" opeens niet meer. Als je iets slimmer bent dan zeg je gewoon dat er op dit moment geen eten is. Maar helaas proberen de domme mensen, waarvan er hier door het slechte onderwijs heel veel zijn, altijd "nee", "ik weet het niet" of "ik heb het niet" te vermijden.

Ik volg de aanwijzingen en vraag iets verderop nog een keer de weg naar het zuiden. Helaas word ik nu weer in de richting van mijn hotel gestuurd. Ik draai om en zoek eerst zelf een weg die naar het zuiden gaat. Aan de rand van de stad vraag ik een winkelier waar de weg naar toe gaat. Hij zegt: de weg gaat nergens naar toe. Ik vertel hem dat ik hem niet geloof en dat volgens mijn kaart er twee wegen naar het zuiden zijn. Eén van die twee moet het zijn. De man herhaalt dat de weg nergens naar toe gaat, namelijk naar Maharastha. Ik begrijp dat nergens Maharastha is. Er komt nog een man bij staan. Hij vertelt me dat dit niet de weg is die ik wil hebben -zo'n ontkenning maakt altijd een goede indruk tussen een volk van "ja"-zeggers-, maar dat ergens zoals ook op mijn kaart staat aangegeven een verbindingsweg is naar de stad Chopda, waar ik naar toe wil.

De weg naar het zuiden wordt al snel een onverharde weg. Af en toe komt er iemand naast me rijden en vertelt me dan dat de weg nergens naar toe gaat. Ik kan beter terug gaan, zo vertelt men me dan, want zo kom ik in Maharastha. Laat dat nu net de bedoeling zijn.

Ik kom steeds hoger in de bergen terecht. De weg is inmiddels in een steenslagweg veranderd. Bij beekjes zijn geen bruggen meer, zodat ik door het water moet fietsen. De dalen waar de beekjes in zich bevinden zijn lastige obstakels. Vaak gaat het eerst met 10 tot 25 procent naar beneden en dan over hobbels, rotsen en grote stenen weer omhoog. De weg is prachtig om te fietsen, want op slechte wegen is meestal weinig verkeer. De dorpen langs de weg en het landschap zijn fraai.

Er zijn steeds opnieuw weer splitsingen waar ik moet kiezen welke weg ik neem. Vaak vraag ik het als er iemand in de buurt is na. Men spreekt hier alleen Hindoe en kan ook erg goed dom kijken. Daarnaast zijn de dorpen die op mijn kaart staan te ver weg voor deze mensen. Ze kennen die dorpen niet.

De weg wordt steeds smaller en steiler. Op een gegeven moment sta ik achter mijn fiets en probeer deze omhoog te duwen. Maar wat ik ook probeer de fiets blijft staan terwijl mijn voeten steeds weg glijden over de losse stenen. Ik loop nu zigzag verder terwijl ik met moeite de fiets de berghelling op trek. Aan het einde van de pittige klim beland ik op een akker. Achter het akker is een steile berghelling. Ik moet terug. Ik probeer nog een andere weg, maar uiteindelijk blijk ik een rondje te hebben gereden.

Ik fiets een stuk terug tot ik een afslag naar het zuiden zie. Deze weg volg ik in de hoop ooit op de hoofdweg in Maharastha uit te komen. Het is inmiddels laat geworden. De weg wordt weer slechter met een aantal plekken waar ik weer door beekjes met flinke keien moet fietsen.

In the middle of nowhere (in het midden van nergens) besluit ik bij een boer mijn tent op te zetten. Ik zal vandaag niet meer uit dit nergens (nowhere) komen. De boer is erg nieuwsgierig. Hij kijkt met zijn handen. Ik stop snel alle spullen in de tent zodat hij niet overal aan kan zitten. Als ik na een flessendouche in de tent zit, komt de boer me eten brengen. Heel erg aardig. Terwijl ik het zittend in de tent opeet kijkt de boer samen met zijn kinderen vanuit de tentopening toe.

28 januari 2008 0 km Mausolea van Bijapur
Vandaag fiets ik niet. De laatste maanden las ik na twee of drie dagen fietsen steeds een `rust´dag in om de vele interessante steden en andere bezienswaardigheden in India te bezoeken. Halverwege mijn route van Ellora/Ajanta met zijn 2200 tot 1000 jaar oude grottempels naar Hampi, een 700 tot 400 jaar oude ruïnestad, bezoek ik Bijapur.

Vanaf mijn hotel wandel ik naar de Golgumbaz. Ik neem per ongeluk een afslag te vroeg en kom bij een niet op mijn stadsplattegrond aangegeven klein mausoleum. Ik maak enkele foto's van het witte gebouw met koepeldak en wandel daarna verder naar de Golgumbaz. Dit is een zeventiende eeuws mausoleum. Het mausoleum is een groot vierkant gebouw met een immense koepel. De koepel is met zijn diameter van 38 meter bijna net zo groot als de koepel van de St Pieter in Rome. In de vier torens op de hoeken van het gebouw bevinden zich trappen naar de fluistergalerij. Vanaf de fluistergalerij aan de basis van de koepel kijk je de grote ruimte in. In deze ruimte liggen onder een verhoging in de vloer enkele graven. De akoestiek is hier zo dat als je fluistert, je dit door het hele gebouw meerdere keren kunt horen. Helaas houden de Indiërs meer van schreeuwen, zodat je beter buiten van het uitzicht over de stad kunt gaan genieten dan van het interieur.

Via de Jama Masjid, een zestiende eeuwse moskee, wandel ik richting de citadel. Net voor de citadel nodigt een man me uit een kijkje te nemen in een kleine moskee en de toren van de Mihtar Mahal. Voor de kleine oude moskee hebben ze helaas een overkapping met golfplaten gebouwd. In de toren kijk ik uit over de stad. Ik bedank de man voor de kleine rondleiding. Hij vraagt niet eens om geld. Dat is eens Islamitische gastvrijheid, heel anders dan de hindoeïstische schooierij. Ook buiten op straat is de Islamitische invloed goed te zien. Veel vrouwen zijn geheel in het zwart en op de ogen na gesluierd.

Bij het postkantoor post ik een brief. Buiten op straat begint een rickshaw-bestuurder te roepen: "Kom, kom, kom." Het lijkt erop dat hij niet wil stoppen met schreeuwen totdat ik heb plaats genomen in zijn voertuig. Maar ik hoef alleen maar de straat over te steken om daar in een restaurant wat te gaan eten. Om aan het geschreeuw een einde te maken roep ik terwijl ik de straat oversteek ook een paar keer "kom".

Na het eten bezoek ik een internetcafé en wandel naar de Ibrahim Rouza, een zeventiende eeuws mausoleum. Tegenover het mausoleum bevindt zich een moskee, die de helft zo groot is dan het mausoleum. Het mausoleum en de moskee zijn veel minder groot dan de Golgumbaz, maar wel mooier qua vormgeving.

Op de terugweg naar mijn hotel loop ik eerst langs een geldautomaat, die er in India volop zijn, en loop daarna even door de ruines van de Baza Kaman. Ook dit is weer een mausoleum. De zestiende en zeventiende eeuwse Islamitische leiders moeten last van grootheidswaanzin hebben gehad toen ze de grote bouwwerken lieten bouwen. En dat alleen maar om ergens in het midden een paar lijkkisten te plaatsen.

Iets verder op ligt op een drukke zijweg een man op straat te slapen. Het mooie of eigenlijk trieste is dat niemand hem stoort. Iedereen loopt en rijdt er netjes om heen en niemand komt op het idee hem wakker te maken en te vertellen dat hij beter op de stoep kan slapen.

Bij een stalletje langs de weg bestel ik een bord met stukken watermeloen. Terwijl ik drie keer "nee" roep gooit de meloenverkoper er een flinke lading zout over. Iemand anders, die gelukkig iets slimmer is, legt de meloenverkoper uit dat ik meloen zonder zout wil. Die krijg ik dan ook. Maar wie gooit er nu zout over de meloen! Nou ja, in het land waar ze zoveel kruiden en andere troep in verse sinaasappelsap strooien tot die niet meer lekker is, verbaas je je natuurlijk nergens meer over.

Terug in mijn hotel bestel ik wat te eten. De ober raadt me een ander gerecht aan omdat dat minder -hij zei niet- gekruid/scherp zou zijn. Maar ook niet gekruid eten brandt hier op je tong en onderlip, laat je neus lopen en doet je het zweet uitbreken.

29 januari 2008 140 km Het nieuwe kastenstelsel
In het kastenstelsel wordt de ongelijkheid van mensen aangegeven. Nu hebben ze dit stelsel af geschaft, maar daarvoor is voor mijn gevoel een nieuw kastenstelsel teruggekomen. De mensen uit de hogere kaste hebben een bus of vrachtauto en mogen op asfaltwegen rijden. De mensen in de lagere kaste hebben een fiets en als die zich op het asfalt rijden dan mogen mensen uit de hogere kaste ze eraf jagen of rijden, zelfs als de dood daarop volgt.

Ik fiets nu op een tweebaan hoofdweg naar het zuiden. Als tegemoet komende bussen of vrachtauto's gaan in halen dan heb ik twee seconden lang de keuze of dood gereden worden of meteen de weg te verlaten. De vrachtauto en buschauffeurs zien dat ze niet kunnen in halen -want daar fiets ik, maar ik ben gewoon lucht voor ze. En waar alleen lucht is kun je gewoon doorrijden. Het zijn ware moordaanslagen. Ook als vrachtauto's me willen in halen op het moment dat er tegenliggers zijn dan word ik geacht de weg te verlaten.

Aan de andere zijde van de weg ligt een man in de berm met een afgezakte broek. Het lijkt zo wel alsof hij tijdens een toiletstop is omgevallen. Maar niemand, ook ik niet, kijkt hiervan op of om, iedereen rijdt gewoon door.

Ik heb me inmiddels na maanden India geheel geschikt in mijn rol als tweede rangweggebruiker. Ik heb er geen enkele moeite mee om een keer of 50 per dag de berm in te moeten vluchten, maar als ik deze drukke weg blijf volgen zal het vandaag meer als 200 keer worden. Gelukkig kan ik na 20 km via een rustige weg mijn route vervolgen.

De rest van de dag heb ik een heerlijk rustige weg over het platteland van India. Het is wel weer een iets minder ontwikkeld gebied. Als ik ergens wat ga drinken dan moet ik mijn fiets steeds goed in de gaten houden. De mensen, net als kleine kinderen, kijken hier namelijk niet met de ogen maar met de handen. Overal zitten ze in te knijpen, op te drukken en aan te trekken. Ik vind het niet prettig als ze bijvoorbeeld aan mijn fietscomputer zitten te trekken om te kijken of je het apparaat er af kunt breken. Ook wil ik niet dat ze de knoppen in drukken, want dan moet ik steeds de instellingen weer in de oude toestand terugbrengen.

Op het einde van de middag kom ik in een gebied met een stam waar de vrouwen allerlei spiegeltjes van 10 bij 5 cm in hun kleren dragen. Zouden die verhalen van vroeger dat VOC schepen spiegeltjes verruilden voor handelswaar dan toch waar zijn? In dat geval zijn ze wel zuinig op hun spiegeltjes, want vele eeuwen na de VOC hebben ze ze nog steeds.

Een driewieler, een soort motorrickshaw maar dan met laadbak, met 2 vrouwen achterin de laadbak haalt me in. Er zitten op dit stuk weg veel gaten in het asfalt. Met een tweewieler kun je daar makkelijk tussendoor. Ik haal ik de driewieler even later weer in. Op een recht stuk weg zonder gaten blijf ik geheel links van de weg rijden, zodat de driewieler me in halen. Maar wat krijgen we nu weer. Ik word ik compleet van de weg gedrukt. Dat is me al vaker overkomen, maar tot nog toe heb ik die voertuigen weten te ontwijken. Even lijkt het erop alsof ik aan het voertuig vastgeplakt zit en word meegetrokken. Ik weet niet hoe ik in de berm ten val kom, maar tijdens mijn val zie ik de driewieler voor me geheel haaks op de rijrichting  in de berm tot stilstand komen. Door de snelheid die het nog heeft rolt het op zijn zijkant en komt op zijn kop tot stilstand.

Mijn woede maakt meteen plaats voor bezorgdheid. Ik vraag me af hoe de mensen het in de driewieler er van afgebracht hebben. Terwijl ik overeind kom zie ik de chauffeur lachend uit de cabine kruipen. Ook de twee vrouwen staan beide al snel naast het voertuig. Ik moet even bijkomen van deze gevoelige klap. Een van de vrouwen gaat op de grond liggen. Er er staan inmiddels al zo´n 20 mensen te kijken. Als ik naar de vrouwen loop om te kijken of het wel goed gaat, komt de vrouw gelukkig al weer overeind.

Het lijkt erop dat ik alleen op mijn rechter knie en rechter elleboog wat schaafwonden heb. Ook mijn fiets, waarvan de tassen zijn afgeslagen, en mijn spullen lijken de klap zonder schade te hebben overleefd. Ik was het bloed van mijn arm en been en doe er verband op.

Ondertussen is de politie gearriveerd. Ik leg ze uit wat me is over komen. Ik mag als ik dat wil een verklaring af leggen. Ik krijg een wit papier en een pen van ze. Ik schrijf in het Engels wat me is overkomen. De politie duwt terwijl de vrouwen al naar het ziekenhuis zijn de driewieler weer terug op zijn wielen en rijdt ermee naar het 3 km verderop gelegen Lingsugar.

In het donker rijd ik ook de stad in. In wat er uitziet als het meest luxe hotel van de stad, vraag ik of ze een kamer voor me hebben. Ze hebben alleen nog maar een tweepersoons luxe kamer voor 350 rupees. Het is een flinke kamer met tv, maar wat er de luxe aan is begrijp ik niet helemaal. Het beddengoed is smerig, net als de wastafel. Maar de vloer is zoals gebruikelijk in India schoon. Ik was mijn kleren op de vloer van de badkamer en neem een warme emmerdouche want er is geen douchekop.

Met mijn tandenborstel en betadine was ik mijn wondjes schoon. Terwijl ik naar een spannende tv-film kijk bestel ik 2 keer boterkip en gebakken rijst.

Om 3.30 uur word ik wakker. Ik kan niet meer slapen daarna. Ik denk nog eens na over het ongeluk. Als de driewieler na het ongeluk terug naar de stad kon rijden dan ben ik niet aan gereden doordat er een technisch mankement was. Maar de bestuurder heeft me van de weg af geprobeerd te drukken, wat helaas ook gelukt is, en heeft daarbij te scherp naar links gestuurd waardoor hij de macht over het stuur heeft verloren. Hij heeft me blijkbaar een standje willen geven, misschien wel omdat ik hem daarvoor had ingehaald. Of misschien vond de sukkel het gewoon leuk. Ik vraag me ondertussen wel af hoe ik nog enkele maanden verder kan fietsen door een land met dergelijke lolbroeken.