14-10-2016 Kamperen bij het kasteel van Al Awabi   100 km/571 hm
Eergisteren ben ik laat aangekomen op het vliegveld van Maskat, de hoofdstad van Oman. Gisteren ben ik vanaf mijn hotel -vlak bij het vliegveld- de stad ingereden. Het is een aardige stad die een fraaie ligging heeft aan een baai. Het mooiste vond ik dan ook de kustweg van stadsdeel Muttrah naar Maskat. Na een bezoek aan de indrukwekkende grote moskee en de souq in Muttrah had ik de stad al vroeg bekeken. Men plan is om naar Dubai in de Verenigde Arabische Emiraten te fietsen met een flinke omweg via het Al Hajar gebergte. In de middag ben ik terug gefietst richting het vliegveld en daarna verder naar het westen tot aan Al Seeb.
Om 6.00 uur ben ik wakker. Ik neem een douche en wandel daarna naar de lift van mijn hotel. Via de ijskoude -door de airconditioner- receptie kom ik bij de eetzaal. Het ontbijtbuffet is prima, ik vraag me echter wel af of ik in India ben.
Gistren leek het er al op dat hier in Oman meer Indiërs wonen dan Omani. Bij de receptie zit een aardige Omani, die iemand belt om de deur open te maken van de ruimte waar mijn fiets staat. De receptionist zou ook zelf de deur kunnen openen voor me, maar dat doet hij niet. Je hebt hier namelijk mensen die delegeren -de Omani- en je hebt mensen die het werk doen. De laatste groep bestaat voornamelijk uit mensen die afkomstig zijn uit India, Pakistan, Sri Lanka en Bangladesh.
Voor 7.00 uur fiets ik bij het hotel vandaan. De temperatuur is al rond de 30 graden. Het is ook vochtig. Het voelt aan alsof ik in het regenseizoen in een tropisch regenwoud ben. Ik ben hier echter in één van de woestijnen van Arabië.
Zodra ik de stad uit ben kom ik op wegnummer 1. Dit is een vierbaans weg waar ik prima kan fietsen op de vluchtstrook. Ik moet wel goed uitkijken op de gevaarlijke op- en afritten, omdat ik daar steeds even de veilige vluchtstrook moet verlaten om een rijbaan over te steken. In het begin is deze snelweg een palmenlaan, later komt de woestijn meer in het zicht tussen de vele flats langs de weg.
Na 30 kilometer sla ik linksaf naar het zuiden. De zon -die nu voor me staat- maakt het meteen bloed heet. Net na de afslag koop ik een koude cola, die ik in mijn tas stop voor onderweg. In verband met de hitte neem ik me voor het voorlopig rustig aan te doen.
Een paar kilometer verderop is een tankstation. Ik koop er een ijsje en een cola. In de schaduw -voor het tankstation- ga ik op de stoeprand zitten afkoelen. Ik kan beter in winkel van het tankstation blijven om af te koelen, maar daar vind ik het veel te koud.
Vlak na deze pauze ben ik plotseling in de woestijn. Er staan geen gebouwen meer langs de weg. Ik fiets door een soort sahel/woestijn-vlakte die langzaam omhoog loopt tot aan de Al Hajar bergen.
Langs de weg staat -midden in de woestijn- een kleine moskee met een paar bomen er voor. Ook hier neem ik weer een pauze. Voor de moskee is een kraantje waar ik heerlijk mijn gezicht kan wassen en kan drinken.
In Al Wasit -iets verderop- bestel ik een halve liter koud water. Ik maak een paar foto's van een groepje Omaanse mannen die er koffie drinken. Ze hebben allemaal een lang wit gewaad aan en een petje zonder klep. Ze zijn ijdel en willen dat hun gewaad er smetteloos wit uit ziet. Na de foto's maak ik een praatje met de goed Engels-sprekende mannen.
Het is hier een echte mannenwereld. Ik zie bijna geen vrouwen op straat. Zowel de vrouwen van de Omani als de vrouwen van de gastarbeiders zie ik bijna niet. Als er vrouwen zijn dan zijn ze meestal geheel bedekt -op hun ogen na- in het zwart.
In de volgende plaats bestel ik net voor sluitingstijd -de meeste winkels en restaurants sluiten tussen 12.00 en 16.00 uur- een bananenjus. Die jus -het is meer een milkshake- is heerlijk. Gisteren heb ik ook al diverse keren een heerlijke verse jus gedronken.
Vlak na Nakhal is een soort betonnen bushokje. Het is 38 graden in de schaduw en voor me ligt een lege woestijn. Ik neem weer een pauze. Ik drink thee en eet wat pinda's. Op de achtergrond ligt het Hajar-bergmassief. Net voor de bergen staan huizen en een moskee. Het is een mooi plaatje om een foto van te maken. Daarvoor moet ik helaas wel mijn schaduwplekje verlaten en de brandende zon in lopen.
Een uur later fiets ik de bergen in. De weg loopt door het dal van een wadi tussen ruige rotswanden. Het fietsen gaat erg langzaam. Ik heb niet genoeg gegeten en de weg loopt heel langzaam omhoog. Ook staat er een soort föhnwind.
Op het eind van de middag fiets ik Al Awabi binnen. Bij een restaurant probeer ik wat te eten te bestellen. Het gaat erg moeizaam. De ober spreekt nauwelijks Engels en de meeste gerechten die op de menukaart staan kunnen ze op dit moment niet bereiden. Maar met gebarentaal lukt het uiteindelijk toch om wat te eten te bestellen.
Terwijl ik zit te eten spreekt een jonge Omaanse man me aan. Hij komt hier uit de buurt. Ik vraag of er een hotel in het dorp is. "Nee, er is hier geen hotel. Wij kamperen altijd. Je hebt toch wel kampeerspullen bij je?" "Ja, ik heb kampeerspullen bij me. Ik wil -na een lange warme fietsdag- me graag douchen." "Oh, dan weet ik wel een mooie plek voor je. Daar kun je je wassen in de falaj." "Fiets er na het eten maar naar toe, dan kom ik er ook naar toe om het te laten zien."
 Na het eten fiets ik naar het fraai gerestaureerde kasteel achter de watertoren op ongeveer 1,5 kilometer van de rotonde op de hoofdweg. Het kasteel ligt langs het dal van een grote wadi. Tussen het kasteel en de wadi staat een klein gebouw zonder dak. In het gebouw is een trap naar een ondergronds irrigatiekanaal. De Omaanse man vertelt dat ik hier prima kan kamperen, ook al is het midden in het dorp.
Ik parkeer mijn fiets bij het kasteel en loop met schone kleren in de hand de trap af naar het kanaal. Het water is lekker warm. Ik kan me geen goede fietsdag bedenken zonder een goede wasbeurt op het einde van de dag. Als ik bijna klaar ben in deze leuke "badkamer" komen er 3 mannen die ook een bad willen nemen. Ze geven me nog een minuut de tijd. Als ik weer de trap op loop zeggen de mannen me gedag en geven me een hand.
Vijftig meter verderop zet ik op een vlak stukje mijn tent op. Ik vind het wel een beetje raar zo midden in het dorp, maar het is een mooie plek langs de wadi. Alles lijkt hier heel erg veilig. Tot zonsondergang komen om de paar minuten een paar mannen zich wassen in de falaj. Het is maar een klein hok, maar toch ik hoor de mannen steeds met een plons in het water springen.  Enkele mannen zeggen me -terwijl ze op afstand blijven- gedag en wensen me een goede vakantie.
Ik zit nu op 500 meter boven zeeniveau. Het is nog steeds erg warm en mijn buitentent laat ik in mijn fietstas zitten. Het is erg fijn dat mijn binnentent een soort muskietennet is zodat de wind goed door mijn tent kan waaien. Zo krijg ik als er een keer een zuchtje wind langs komt toch nog een beetje afkoeling en kan mijn zweet ook beter verdampen.

16-10-2016 Hajar bergen 98 km / 359 hm
Rond 6.30 uur verlaat ik de flat waar ik vannacht mocht slapen van een Syrische restaurant manager. De manager vertelde me gisteren dat hij uit Homs afkomstig is en dat hij 5 jaar geleden hier naar toe is gekomen. Vorige week is zijn broer bij een luchtaanval gewond geraakt aan zijn linker arm.
De planning voor vandaag was om Jebel Shams -de hoogste berg van Oman- op te fietsen. Echter ik kwam gisteren een Nederlands fietsstel tegen die me vertelden dat de weg omhoog te steil is om te fietsen. De weg is zo steil dat hij ook te gevaarlijk is om naar beneden te fietsen. Ze zijn alleen naar beneden gefietst en hij is daarbij gevallen. Gelukkig heeft hij alleen wat schaafwonden opgelopen.
Ze hebben me wel een tip gegeven van een kleine verbindingsweg richting Sant. Hiervoor moet ik vanuit Al-Hamra -waar ik nu ben- 20 kilometer lang richting Jebel Shams fietsen en dan linksaf slaan. Het mooie van deze verbindingsweg is dat ik een kortere route naar het westen heb die over kleinere wegen gaat. Zo hoef ik niet over de grote weg die naar Ibri gaat en zo kom ik langs de "beehive tombs" bij Al-Ayn. Ik heb geen idee of die "grote weg" ook daadwerkelijk een grote weg is, maar het lijkt er hier in Oman op dat ze graag van iedere weg een 8-baans brede asfaltvlakte willen maken. Het is veel leuker om over 2-baans wegen te fietsen.
De meeste winkels zijn tot 7.00 uur gesloten. Vlak voor ik het dorp uit fiets is er gelukkig nog een Indias restaurant open. Hier bestel ik een omelet. Ik krijg 3 kleine platte broden bij de omelet. Een deel van dit ontbijt eet ik op, de rest laat ik inpakken om mee te nemen.
Na 20 kilometer op een rustige asfaltweg is de afslag naar Sant. Er volgt een prachtige klim over een zandweg door een ruig berglandschap. Nu is me verteld dat deze weg te doen was met de fiets. Het is de laatste 2 kilometer inderdaad te doen om de fiets omhoog te duwen. Omhoog fietsen lukt me niet.
De berghelling hier is nergens steiler dan 25% en meestal onder de 20%. Gisteren heb ik geprobeerd de weg door Wadi Bani Awl te fietsen. Daar was de weg zo steil dat het me nauwelijks lukte om de fiets met bagage omhoog te duwen. Afdalen op deze weg vond ik heel gevaarlijk. Mijn hellingshoekmeter kon de hellingshoek niet meer meten, omdat de meter maar tot 25% gaat. Ik was al snel uitgeput en zag in dat het beter was om te gaan liften naar de pashoogte waar het asfalt weer begon. Met heel veel moeite had ik in één uur 2 kilometer afgelegd.
Ik ben gaan liften. Tijdens de lift had ik een mega-uitzicht over een zeer diep dal. De weg klom van 900 meter naar een hoogte van bijna 2000 meter. Eenmaal boven aangekomen ben ik weer gaan fietsen over de asfaltweg naar Al-Hamra.
Deze leuke onverharde bergpas brengt me op een rustige asfaltweg. Ik ga hier niet linksaf naar Sant, maar sla rechtsaf richting Barut. Het is inmiddels erg heet op het asfalt. Toch fiets ik snel door in de hoop voor 12.00 uur in het dorp het zijn.
De meeste winkels sluiten tussen 12.00 en 16.00 uur. Vandaag zijn veel winkels helaas de hele dag gesloten. Rond 12.00 uur ben ik Barut al voorbij gefietst. Ik ben vlak bij Al-Ayn. Hier moeten ergens de "beehive tombs" zijn. Om 12.00 uur heb ik nog steeds de tombs niet gezien. Evenmin heb ik een winkel gevonden die vandaag niet gesloten is.
In ga ergens op een trap bij de ingang van een gebouw in de schaduw mijn omelet opeten. Op de trap kan ik lekker liggen en een dutje doen. Het is 37 graden in de schaduw. In de zon is het weer bloed heet.
Na deze pauze zie ik 2 kilometer verderop de 4000 jaar oude graven. Bij de oase die aldaar langs de weg ligt is een mini restaurant open. De man uit Bangladesh -die er aan het werk is- heeft helaas de keuken gesloten. Hij verkoopt wel frisdrank. Voor en na mijn bezoek aan de graven koop ik een koude pepsi, die ik op drink in de schaduw van de boom die voor het restaurant staat.
Het lijkt er vandaag op dat ik de hele dag wel water kan blijven drinken. Gelukkig zijn er vandaag ook diverse tappunten -met gefilterd en gekoeld water- langs de weg. Ik krijg wel een vol gevoel van al dat water, maar het geeft me geen energie.
Ondanks de hitte is het fietsen vandaag echt genieten. Ik fiets over heerlijk rustige wegen door een prachtig berglandschap. De 800 meter hoge rotswand van de -meer dan 2000 meter hoge- Jebel Misht -waar ik vlak langs fiets- maakt het uitzicht helemaal spectaculair.
Op het einde van de middag kom ik in een landschap dat weer meer op een woestijn lijkt met de bergen verder op de achtergrond. Normaal gesproken kun je hier makkelijk een kampeerplek vinden. Echter het laatste uur voor zonsondergang staan er veel huizen langs de weg.
In het dorp Bat bestel ik een jus. Ik vraag een man -waarvan ik denk dat hij uit India afkomstig is- of er een hotel in het dorp is. "Bat is die kant op," zegt de man. "Is er een hotel in Bat?" "Kijk, op dat bord staat dat Bat die kant op is" "Is er een hotel in Bat?" Terwijl de man de andere kant op wijst zegt hij "Ibri is die kant op." Het is duidelijk dat deze man geen negatief antwoord wil geven. Dit betekent dat hij niet weet of er een hotel is of dat er geen hotel is. Ik ben niet veel wijzer van zijn antwoord geworden. Ik verwacht dat er in het dorp geen hotel zal zijn en ik besluit er ook niet verder naar te zoeken. Ik fiets verder.
Bij zonsondergang kom ik bij een dorp op de grote weg van Ibri naar Sohar en Rustaq. Voor ik deze weg op fiets bestel ik bij een restaurant eerst nog een bananenjus. Een beetje extra energie kan ik wel gebruiken, want ik ben bekaf. Daarna zet ik een kilometer verder -op 100 meter na het laatste huis- mijn tent op in het zicht van de verlichte "snelweg" op de rand van de woestijn.
Na een "flessendouche" kook ik dit keer zelf mijn avondeten. Ik ben zo moe dat ik moeite heb mijn heerlijke maal van aardappelpuree met rookworst, worteljes, erwten en mais op te eten.
Twee keer rijdt er nog nieuwsgierig iemand met de auto langs om te kijken wat ik hier aan het doen ben. Beide keren zijn het Omani. Ze blijven in hun auto. De Omani komen bijna nooit hun auto uit. Het lijkt erop dat ze bang zijn dat hun lange witte gewaad vies zou kunnen worden als ze uit stappen in de stoffige buitenwereld. Ook bij restaurants en winkeltjes stappen ze vaak niet uit. Ze stoppen voor de deur en toeteren tot er bediening naar hun auto loopt om de bestelling op te nemen en af te leveren.
Ik leg even de buitentent over de binnentent, zodat ik wat meer privacy heb. Het wordt daardoor helaas te warm in de tent. Vijf minuten later haal ik de buitentent weer weg, zodat het beter kan doorwaaien in mijn tent. Later op de avond komt er niemand meer langs en ik val al snel in slaap.

20-10-2016 Verenigde Arabische Emiraten 101 km / 718 hm
Maandag ben ik via een fraaie weg de bergen van de Hajar over gefietst richting de kust. Eergisteren heb ik het laatste stuk naar Sohar -dat aan de kust ligt- gefietst en vervolgens ben ik langs de kust naar de grens met de Verenigde Arabische Emiraten gefietst.
Steeds heb ik wild gekampeerd. Alleen in de ochtend kwam ik bij Sohar langs enkele hotels. Dus was er steeds geen andere keuze dan wild kamperen. Maandag was de leukste kampeerplek langs een wadi. Ergens in de bergen had het geregent, waardoor er water stroomde door de wadi. Ik moest diverse keren door het water van de wadi fietsen en s'avonds kon ik me heerlijk wassen in de wadi. Ik heb er ook  mijn kleren gewassen op een steen in de rivier.
Gisteren ben ik de grens tussen Oman en de Verenigde Arabische Emiraten over gegaan. Eigenlijk ben ik 3 keer de grens over gegaan. Aan de Omaanse zijde werd me steeds vertelt dat ik door kon fietsen. Ook toen ik vroeg naar een exit-stempel werd me verteld dat ik verder moest gaan. Bij het eerste loket in de Verenigde Arabische Emiraten vroeg ik om een visum on arrival, toen bleek dat ik weer terug naar de Omaanse zijde moest gaan om een exit-stempel te halen.
Voor de tweede maal in de Verenigde Arabische Emiraten werd ik doorverwezen naar een wachtruimte waar ik mijn visum -gratis- kreeg van een man in een wit gewaad met een witte doek op zijn hoofd. Tot nu toe hadden de mannen meestal een soort pet zonder klep op hun hoofd. Deze man ziet er meer uit als een sjeik. Misschien is hij dat ook wel.
Nadat ik mijn visum had gekregen, kwam ik nog langs 3 controleposten. Bij één post werd mijn bagage gecontroleerd. Ik had die ochtend mijn lange broek aan, omdat ik het eerste gedeelte door het emiraat Sharjah kwam. Sharjah is één van de meer conservatieve emiraten van de Verenigde Arabische Emiraten. Het is hier voor mannen verboden om blote knieën rond te lopen.
Eenmaal over de grens was ik al snel in Fujairah City. Dit is de grootste stad van het emiraat met dezelfde naam. Daar heb ik een hotelkamer geboekt voor één nacht. s'Middags ben ik naar de bijzonder fraaie moskee van de stad gewandeld. Ik vond het eigenlijk te warm om te wandelen. Erg aangenaam was de wandeling niet. Iedereen doet hier alles met de auto, dus liep ik langs allemaal grote drukke wegen. Verder gaat ook niemand ergens buiten zitten in dit land met het prachtige zonnige weer. Iedereen gaat overal zo snel mogelijk naar binnen waar de airco aan staat. Ik had dus geen pauze onderweg waar ik even lekker op een terrasje kon plaats nemen. Dit is een prima regio om door te reizen, maar ik ben blij dat ik hier niet woon.
Na een ontbijtbuffet fiets ik rond 7.00 uur bij het hotel weg. Ik verlaat na 2 kilometer de oostkust op weg naar de westkust van de Verenigde Arabische Emiraten. De weg begint meteen langzaam te klimmen.
Twintig kilometer lang klim ik naar een hoogte van 450 meter boven zeeniveau. Ik fiets op de vluchtstrook van een zesbaans snelweg. Het landschap bestaat uit ruige -soms bijna zwarte- kale bergen. Er is lange tijd geen plekje met schaduw langs de weg. Die heb ik ook niet echt meer nodig want mijn lichaam is inmiddels gewend geraakt aan de hitte. Vlak voor de top is er een afdakje, waar ik een korte drinkpauze neem.
In Oman was er op veel plaatsen koud water langs de weg verkrijgbaar uit. Soms was dit bij een moskee, een winkel, een huis of zo maar ergens langs de weg. Hier ben ik echt in een lege woestijn.
Na de afdaling kom ik door een vlak gebied. Hier is alles met hekwerken voor het vee afgezet. Veel vee is er niet te zien, maar het is duidelijk helemaal kaal gevreten. Ook hier is geen schaduw tot de snelweg onder een viaduct door gaat. Hier neem ik mijn volgende pauze.
Na 50 kilometer kom in bij het plaatsje Mileiha. Ter plaatse van een opening in de betonnen wand in de middenberm steek ik de snelweg over. Aan de overzijde ga ik kip met rijst eten bij een Indias restaurant. De ober komt nieuwsgierig naar buiten om mijn fiets en vooral de landkaart op mijn stuurtas te bekijken.
Zoals gewoonlijk komen dan de vragen waar vandaan en waar naar toe. Meestal vraagt men ook waar ik werk in Arabië en wat voor een werk ik doe. Men verwacht nooit een toerist uit Europa.
Ik ben -zoals gewoonlijk- de enige gast die buiten zit. De overige gasten zitten binnen -meestal de gastarbeiders- of bestellen vanuit hun auto -meestal de Arabieren-. Ik zit op een heerlijk schaduwplekje. Na het eten en drinken van een koude verse jus, bestel ik nog een tweede verse jus. Ik vraag me af hoeveel liter verse -meestal sinaasappel, banaan of meloen- jus ik tijdens deze reis al gedronken heb. En hoeveel me al die dure jus heeft gekost.
Eenmaal weer op weg heb ik nog maar een 30 centimeter brede asfalt/vluchtstrook om op te fietsen. Gelukkig zijn de rijbanen breed, maar ik vind het niet prettig op deze weg. Het landschap is veranderd in een gebied met allemaal zandduinen. De duinen hebben een rode kleur.
Ik ben blij als ik na 15 kilometer deze drukke weg kan verlaten. Op de afslag staat een boom waar ik eerst in de schaduw een blikje cola ga drinken. Dat blikje heb ik meegenomen bij de lunchpauze. Ik moet natuurlijk niet te lang wachten met het opdrinken van de cola, want nu is de cola nog koud en dat zal bij een temperatuur van 37 graden in de schaduw niet lang meer duren.
Ik fiets vanaf de afslag naar het zuiden. Als ik rechtdoor was gefietst dan was ik snel in het centrum van Dubai geweest. Het centrum van de stad ligt in het noorden van de stad. Ik wil de stad in het zuiden in rijden en dan langs de diverse bezienswaardigheden naar het noorden fietsen, waar ik een hotel geboekt heb. Dat hotel zal ik vandaag niet meer bereiken.
De zandduinen langs de weg worden steeds mooier. Het zand heeft niet meer de rode kleur van het zand van de duinen aan het begin van de middag. Er zijn enkele boeren met vee langs de weg. Er lopen af en toe enkele dromedarissen door de duinen. Bij de meeste dieren zijn de voorpoten aan elkaar gebonden zodat ze niet al te grote afstanden kunnen lopen.
Bij een fokkerij zie ik 4 spiesbokken. Het zijn 2 gemsbokken met een grijs-bruine kleur met witte poten en 2 arabische oryxen met een witte vacht en zwarte poten. In het wild komen deze dieren hier niet meer voor.
Langs de weg staan enkele watertanks met filter en koeler eronder. Ze zijn helaas niet meer in gebruik en staan droog. In Nazwa ga ik voor de gesloten eenvoudige dorpswinkel thee drinken uit mijn thermosfles.
Met bijna 90 kilometer op mijn dagteller kom ik op de E44. Na 1 kilometer is er een tankstation met mini restaurant langs de weg. Als ik het restaurant in wil lopen vraagt een Duitse toeriste of ze een foto van mij en mijn fiets mag maken. Na de fotosessie bestel ik binnen een broodje. Als ik dit broodje buiten op eet is er nog een toerist die -ongevraagd- foto's van me maakt. Het broodje smaakt goed en ik bestel er nog één.
Met zonsondergang kom ik op de kruising tussen de E44 en E77. Hier staan honderden vrachtauto's om te overnachten. Bij een politiekantoor is een mooi glasveld. Ik vraag of ik er mag kamperen. "Nee," is het antwoord "je kunt iets verderop gewoon langs de weg gaan staan".
Ik wil echter niet tussen al die vrachtsauto's mijn tent op zetten. Bij een tankstation vraag ik of ik er op een rustig plekje mag kamperen. De baas is er niet en de medewerkers kunnen geen toestemming geven. Ik besluit -het is inmiddels donker- tot net voorbij de vrachtauto's te fietsen en daar mijn tent op te zetten.
Vlak voor het bord waarop staat dat de snelweg verboden is om te fietsen is een rustig plekje achter een klein bouwwerk. Daar zet ik mijn tent op. Dan volgt het belangrijkste van de dag: de flessendouche. Ik douche -zo dicht langs de weg- wel Arabisch. Dus met de onderbroek aan. Het mooie van dit weer is dat mijn drink- en douchewater ook een echte douchetemperatuur heeft.
In het laatste dorp heb ik een liter jus gekocht. Die jus heb ik al snel op gedronken. Ik heb vandaag ruim 10 liter gedronken waarvan 2 liter jus, 6 liter water, 1 liter thee en 1,5 liter cola.