7 december 2007 Varanasi: terug in het land van de godsdienstwaanzin (0 km)
De afgelopen week ben ik via een kleine omweg in Nepal vanuit Nepal naar India gefietst. Gisterochtend was ik in Sarnath, één van de 4 meest heilige steden van het boeddhisme, die op zo’n 10 kilometer van hier is gelegen. Naast de Dhamekh stoepa, waar Boeddha voor het eerst zijn volgelingen toesprak, was er ook een jain-tempel. Het jainisme is net als het boeddhisme een afsplitsing/reactie op het hindoeïsme. Ik had er eerlijk gezegd voor mijn komst naar India nog nooit van gehoord.

Nu ben ik in Varanasi, de heiligste stad  van het hindoeïsme en één van de 7 meest heilige steden. Vorig jaar kwam ik in Afrika een Nederlander tegen die India omschreef als het land van de godsdienstwaanzin. Als ik op mijn deelkaarten van India kijk, dan zie ik dat het hele land vol is met heilige plaatsen. Het is ook nog het land met de op één na grootste Moslim bevolking, 125 miljoen Moslims, ter wereld. Zo langzamerhand begin ik die omschrijving ‘godsdienstwaanzin’ te begrijpen.

Mijn hotel ligt vlak bij de heilige rivier de Ganges. Het restaurant is op het dak en omdat het één van de hoogste gebouwen van de stad is kan ik tijdens mijn ontbijt genieten van het uitzicht over de stad en de rivier. Het is een wat mensen betreft kleurrijke stad. Veel mensen leven grotendeels buiten op de daken van flatgebouwen. Op één dak zie ik dat er een paar vrouwen liggen te slapen, terwijl een groep apen over de dakrand loopt. Op een ander dak hangt de was te drogen en er lopen een paar geiten. Op het dak vlak onder me zit een familie eten te koken.

Na het ontbijt wandel ik richting de Ganges. Langs de rivier liggen 80 ghats, dat zijn trappen die tot in het water door lopen en waar men zich kan wassen in de heilige rivier. Al snel ben ik bij het Manikarnika ghat. Dat is de belangrijkste ghat waar ongeveer 200 lijkverbrandingen plaats vinden. Het hout wordt gewogen voor het naar de brandstapels gaat. Er zijn een stuk of tien brandstapels. Iemand vertelt me dat het ongeveer 3 uur duurt voordat een lijk geheel verbrand is. Het geheel ziet er nogal chaotisch uit. Overal ligt hout en lopen mensen, die lijken op bamboebedden en hout dragen, door elkaar heen. Het ziet er meer uit als een bedrijf dan als een heilige plaats.

Bij het volgende ghat huur ik voor een uur een boot met roeier. Terwijl ik de stad vanaf de rivier bekijk vertelt de roeier mij weinig over de stad; hij vertelt vooral hoe weinig hij verdient en hoe slecht hij het heeft. Hij hoopt dat ik hem veel meer ga betalen dan de afgesproken 150 rupees.
Op veel plaatsen zie ik mensen die zich in de rivier wassen, die hun kleren of andere spullen in de rivier wassen, mensen die op de kade cricket spelen en koeien. In de rivier drijft een kadaver van een koe. Niet alle lijken mogen namelijk verbrand worden. Geestelijken, zwangere vrouwen, kinderen en koeien worden in de rivier gegooid. Gelukkig doen ze dat meestal met stenen eraan zodat de lijken zinken en niet aan de oppervlakte drijven.

Aan het einde van de boottocht betaal ik 200 rupees. De roeier vindt dat niet genoeg. Hij wil meer omdat hij heeft zo'n zwaar leven. Ik ben er echter van overtuigd dat wat ik hem ook gegeven had, hij zou hebben gezegd dat het te weinig is. Eigenlijk is het stom van me om hem iets extra te geven, want de prijs zijn we na onderhandelingen overeen gekomen. Ondankbaar volk!

Door de smalle stegen van de stad loop ik voor de lunch terug naar mijn hotel. Varanasi is niet alleen een heilige stad met veel kleine tempels en prachtige stukjes architectuur, maar tegelijkertijd ook een vieze achterbuurt. Gebouwen zijn slecht onderhouden, soms zelfs gedeeltelijk ingestort, en vies. Overal ligt stront, voornamelijk van de vele koeien, en afval. Op het dak van mijn hotel lunch ik met een Nederlandse toerist.

Aan het einde van de middag loop ik de stad weer in. Rond de Vishwanath-tempel, de gouden tempel van de Hindoes, zijn veel militairen aanwezig. Ik mag de tempel niet in omdat ik mijn camera niet in bewaring wil geven. Er zijn gelukkig nog genoeg tempels in India die ik wil bezoeken. De zware beveiliging van deze hindoetempel is in verband met het door Hindoes slopen van een moskee in 1992. In het verleden hebben de Moslims veel tempels gesloopt en op de fundamenten een moskee gebouwd. Volgens de Hindoes was dat ook het geval met een tempel in Ayodhya. Ik begrijp alleen niet waarom men dan vele eeuwen later wraak neemt. En nu is men weer bang dat de Moslims op hun beurt wraak willen nemen.

In de stad koop ik een nieuw dagboek. Gisteren heb ik namelijk mijn oude dagboek samen met een dvd met foto's erop naar Nederland gestuurd. Vlak bij de ghats vertelt iemand me dat hij me geen boottrip of richshaw trip wil aan bieden maar een helikoptervlucht. Als ik namelijk zijn drugs zal gebruiken, zal het erop lijken of ik een helivlucht neem. Het klinkt geheel niet aantrekkelijk in mijn oren en ik loop dus door.

Als ik weer een stuk over de ghats wandel, komt er een man naar me toe. Voor 10 rupees wil hij me een schouder/hoofdmassage geven. Ik ga akkoord. Hij gaat in kleermakerzit op één van de brede traptreden van een ghat zitten om me te masseren. Later moet ik op mijn buik gaan liggen en hij begint mijn rug en mijn benen te masseren. Nu begrijp je het al. Hij wil meer geld verdienen als die 10 rupees en wat ik hem ook zal geven, hij zal het nooit genoeg vinden. Ik geef hem 100 rupees. Als ik blij ben moet ik volgens hem meer geven. Maar als hij nog vaker om geld vraagt zal ik niet meer blij zijn van zijn gezeur. Dus loop ik weg.

Op de terugweg loop ik samen met een Fransman, die ik gisteren in mijn hotel heb ontmoet, naar één van de ghats waar de ganga-aarti zou plaats vinden. We vinden beide dat het te lang duurt voordat er iets gebeurt en lopen terug naar ons hotel. We zijn het er over eens dat er hier niet alleen veel kleurrijke Indiërs rondlopen maar ook veel rare toeristen. Heel opvallend is het grote aantal blanke mannen met vies rasta-kapsel.

’s Avonds eet ik een schnitzel met friet en salade. De schnitzel ziet er uit als leer, maar smaakt naar een schnitzel. Ik had ook nog gebakken aardappelen besteld. Ik ga naar het restaurant -ik zit nu buiten op het terras- en informeer waar de rest van mijn eten blijft. Ze zeggen dat ze er mee bezig zijn. Maar ik weet dat ze er nu pas aan gaan beginnen om het te bereiden. Even later krijg ik een bord met gekookte aardappelen in een raar sausje. Ik vraag de ober, waarvoor ik helaas geen positiever omschrijving heb dan sukkel, waarom ik geen gebakken aardappelen gekregen heb. Hij roept zijn collega. Die komt me vertellen dat dit gebakken aardappelen zijn.

Ik proef de aardappelen. Die saus is jammer genoeg walgelijk. Ik loop met het bord het restaurant in. Daar ontstaat een discussie wat nu gebakken aardappelen zijn. Men verzoekt me in de keuken voor te doen hoe je aardappels moet bakken. Zo sta ik dus voor het eerst van mijn leven mijn eigen eten te bakken in de keuken van een restaurant. Ik krijg wel hulp, want de aardappelen zijn wel gekookt maar nog niet geschild. Schillen doet men hier niet met een schilmesje, maar met de nagels. Ik eet vervolgens heerlijke aardappelen! Goede kok!

15 december 2007 68 km  Paleizen en tempels in Orchha
Ik heb moeite mijn bed uit te komen. Ik voel me al een paar dagen niet fit. Als ontbijt eet ik slechts wat koekjes. Ik heb geen honger. Na 20 km fietsen eet ik bij een stalletje langs de weg een paar bananen en drink verse jus. Helaas geeft het geen goed gevoel. Ik word er misselijk van.

Na 50 kilometer is er de verrassing van de dag. Gisteren was er ook een verrassing van de dag. Toen stond er een paar honderd meter vanaf de weg een alleen bereikbaar via smalle zandpaden bereikbaar islamitische bouwwerk. Bij het prachtige gebouw stond een bordje met de tekst "Cenotaph of Sawaisingh". Het was me niet duidelijk wat voor een gebouw het was. Het leek op een soort mausoleum. Een vierkant gebouw met in het midden een ronde toren met koepeldak. Op alle vier de hoeken stond een kleine toren.

Nu staat er vlak langs de weg een 1000 jaar oude tempel van klei, de Jarai Ka Math. Een tempel dus uit dezelfde periode als de tempels in Khajuroho, die ik eergisteren bekeken heb. Deze hindoetempels hebben een kleine centrale ruimte, waarin zich meestal een beeld van een god bevindt, met daarboven een spitse hoge toren vol met beeldhouwwerk. In Khajuraho waren er veel erotische beelden. Bij de grotere tempels is er ook een soort voorportaal en kun je om de centrale ruimte heen lopen.

Er staat een muur en een hek om de tempel. Van buitenaf maak ik een foto. Er komt een man aan lopen die het hek opent en vervolgens zegt dat hij over 10 minuten terug is. Een invalide man op een driewieler maakt een gebaar dat de man voor mij de sleutel van de toegangspoort in de muur gaat halen. Dat vind ik niet nodig, maar ik vind het ook een beetje jammer als die man voor niets de sleutel gaat halen. In het heerlijke winterzonnetje wacht ik tot de man terug is en bekijk daarna de tempel van dichtbij. Hij vertelt me dat er in plaats van de twee minitempels die nu om de tempel staan vier minitempels om de tempel heen gestaan hebben.

Ondanks de tegenwind ben ik rond de middag al in Orchha. In een restaurant eet ik veg fried rice. Gebakken rijst met ei of kip hebben ze niet. Ik neem gelet op de vele sadhu’s die ik zag lopen aan dat dit weer een heilige pelgrimplaats voor Hindoes is en veel restaurants daarom dus strikt vegetarisch zijn. Vanaf het terras heb ik zicht op paleizen.

Na het eten wandel ik een uur lang door de paleizen. Het eerste paleis, de Rai Mahal, lijkt meer op een indrukwekkend kasteel uit de islamitische, 17e eeuwse periode. Het tweede paleis, de Jahangir Mahal, is net zo indrukwekkend als de Rai Machal, maar heeft een mooiere vormgeving. Vanaf de paleizen loop ik naar de andere zijde van het dorp.

Via een zeer kleurrijke markt kom ik bij de grote Chatu tempel. Dit is een 16e eeuwse Hindoetempel. Het lijkt erop dat er ook wat islamitische invloed is geweest bij de bouw van deze tempel. Vanaf de hoog gelegen tempel heb ik zicht op de vele andere tempels, onder andere de Raja tempel, in de omgeving.

Van 16.00 tot 20.00 uur slaap ik met de jas aan onder mijn slaapzak. Om 20.00 uur besluit ik toch maar wat te gaan eten, al was het maar als bodem voor mijn wekelijkse malariatablet. In een restaurant binnen omdat ik het buiten op het terras te koud vind, merk ik nadat ik mijn eten besteld heb dat er een zeer rare geur uit de keuken komt. De thee en de lassi zijn heerlijk, maar de lasagne smaakt erg vreemd. Ik ben geen liefhebber van het eten dat ik tot nu toe in India heb gegeten en al helemaal niet van het eten in vegetarische restaurants. De volgende keer maar weer iets Chinees bestellen.

19 december 2007 42 km miljoenen kinderachtige kerels en islamitische bouwwerken
In de ochtend fiets ik Agra uit. Voor een stad met meer als 1 miljoen inwoners is het opvallend rustig op straat. Ik word nog wel een keer aan de kant gedrukt door een motorrickshaw. Daardoor rijd ik met mijn achtertas tegen een voetganger aan. Ik kijk er niet eens meer van op of om en fiets verder. Het is even zoeken de stad uit. Op de plaatsen waar ik links- of rechtsaf moet slaan staan steeds geen borden. Als ik eenmaal op de goede weg zit staan er enorme borden boven de weg met daarop de afstanden naar de komende plaatsen.

Agra is bekend vanwege de Taj Mahal. Volgens mijn kaart één van de zeven wereldwonderen. Volgens mijn reisgids "het meest extravagante monument wat ooit voor de liefde is gebouwd." Het 17e eeuwse mausoleum is gebouwd van wit marmer. Alleen de bijgebouwen, een moskee en een toegangspoort, kunnen qua schoonheid al wedijveren met de mooiste islamitische bouwwerken die ik eerder op deze reis in Centraal Azië zag.

Naast de Taj Mahal heb ik gisteren ook het Agra Fort bezocht. Een indrukwekkend kasteel uit dezelfde periode. Het is opgebouwd uit rode zandstenen. In het kasteel is er een aantal prachtige paleizen opgebouwd uit rode zandsteen met af en toe een deel van wit marmer. Ik blijf het verrassend vinden dat ik de mooiste staaltjes islamitische architectuur op deze reis in India, het land van hindoeïsme en geboorteland van het boeddhisme, aantref.

Een man fietst me voorbij. Hij stampt nog een paar keer flink op de pedalen om me voor te komen. Zodra hij voor me is stopt hij met trappen. Ik kan hem maar net ontwijken en fiets hem voorbij. Even later komt hij weer voorbij stampen. Nu trapt hij door en blijft steeds nerveus omkijkend of ik hem niet in haal voor me fietsen. In het volgende dorp slaat hij net als ik hem wil in halen plotseling rechtsaf, waarbij ik hem maar weer net kan ontwijken.

Niet veel later word ik weer ingehaald door een fietser. Deze man wil voordat hij me geheel heeft ingehaald alweer naar links naar de rand van de weg rijden. Ik heb dit al aan zien komen, want dit is zeker niet de eerste keer hier in India. Ik vertel hem in het Nederlands dat hij het niet moet flikken om me af te snijden. Als hij om kijkt maak ik hem dit duidelijk met een handgebaar. Ondertussen vraag ik me af of de mensen hier te dom of te onbeschoft zijn om fatsoenlijk te fietsen.

Iedereen fietst erg langzaam in India. Maar als ze mij gezien hebben dan moeten ze even laten zien dat ze hard kunnen fietsen. Soms willen ze me een aantal keren inhalen uit nieuwsgierigheid het liefste vlak voor me af remmen. Zo kunnen ze me een aantal keer bekijken. Vaak zijn het ook kinderachtige kerels die als kleine jongens denken dat ik een snelheidswedstrijd met ze begonnen ben. Een enkele keer gaan ze ook steeds harder fietsen als ik ze wil in halen. Daar ben ik nooit gelukkig mee, want op de gevaarlijke wegen hier wil ik aan de kant van de weg fietsen. Ik moet elk moment de berm in kunnen vluchten als er een bus aan komt. En dat gaat niet met zo'n sukkel die geen gevaar ziet naast me.

Nu heb je in ieder derde wereldland van die kinderachtige kerels op de fiets. Maar in het dicht bevolkte India heb je van alles meteen honderden miljoenen. Het meest vervelende vind ik het als er zich rond me een groepje jongen mannen heeft verzameld. Deze mannen raken in zo'n staat van opwinding bij het zien van een toerist dat ze geen raad weten met hun emoties. Als een stel giechelende pubermeisjes fietsen ze dan met me mee.

Er komt een jonge man naast me fietsen. Hij is blij me te zien. Hij heeft een flinke glimlach op zijn gezicht. Bij wijze van uitzondering is het dit keer geen domme maar een slimme glimlach. In plaats van allerlei rare kreten om aandacht te vragen komt het tot een normaal gesprek. Hij is op weg naar school. Natuurlijk wil hij van me weten waar ik vandaan kom en waar ik naar toe ga. En of ik getrouwd ben en of ik vegetarisch ben. Die laatste vraag is heel verrassend en typisch voor India. Elders in de wereld is me deze vraag niet gesteld. Ook wil hij weten wat voor een opleiding ik heb gedaan en wat voor een salaris dat oplevert.

Na 40 km kom ik in Fatehpur Sikri. Van 1571 tot 1585 was dit de hoofdstad van het Mogol imperium. Door watertekort is de stad daarna verlaten. In die korte periode hebben ze een prachtige stad gebouwd. Eerst breng ik een bezoek aan de Jama Masjid. Via een zeer indrukwekkende toegangspoort, de 54 meter hoge Buland Darwaza, kom ik op een prachtig ommuurd plein. Links op het plein staat een mooie moskee, die nog steeds in gebruik is, rechts een andere toegangspoort en recht voor me staan 2 mausolea. Dit is één van de mooiste pleinen die ik ooit gezien heb. Het is een genot om hier rond te lopen.

Ik blijf me verbazen vandaag. Want ook de paleizen van de verlaten stad zijn prachtig. Mooie pleinen worden afgewisseld door nog mooiere gebouwen. Bijna alles is weer gebouwd van rode zandsteen. De islamitische vormgeving heeft vaak hindoe-versieringen. Eén van de fraaiste bouwwerken is de Diwan i Khas. Dit is een vierkant 2 verdiepingen hoog gebouw met  middenin een versierde zware kolom. Vanaf de kolom loopt er naar alle vier de hoeken een stenen brug.

Na het bekijken van al die indrukwekkende bouwwerken eet ik ‘s avonds helaas weer vegetarisch in mijn aardige hotel. Het eten smaakt weer bijzonder vreemd. Maar ja, ik ben ook in een bijzonder vreemd land.

27 december 2007 6 km Het heilige meer van Pushkar
Voor het ontbijt voel ik een korst in mijn neus zitten. Met mijn duimnagel trek ik het uit mijn neus. Er lijkt iets langs aan vast te zitten wat diep uit mijn neus komt. Het is ongeveer 12 mm. lang en lijkt op een stukje riet met 2 graankorrels eraan.

Sinds de slechte gebeurtenissen in Iran voel ik iets raars in mijn neus. Toen ik in Iran nadat ik bewusteloos geslagen was bij kwam voelde ik ook iets raars in mijn neus. Er hing een stukje riet of iets dergelijks in mijn neus. Ik heb het er toen uitgetrokken. Blijkbaar is er een gedeelte diep in mijn neus achter gebleven. Ik heb geen idee hoe het in mijn neus terecht gekomen is. Eerst dacht ik dat ze me misschien op mijn neus geslagen hadden. In Nepal leek het wel of mijn neus ontstoken was. Het was dik en pijnlijk. Ik heb de puist in mijn neus een paar keer leeg gedrukt. Na een weekje verdween de grootste zwelling weer, maar het rare gevoel bleef. Na 5 maanden heb ik dan de veroorzaker van dit kleine ongemak te pakken.

In de ochtend loop ik door de oude binnenstad van Ajmer. Dit is één van de belangrijkste moslimbedevaartsplaatsen in India. Als ik door de toegangspoort de oude stad inloop, lijkt het net of ik in een middeleeuwse Marokkaanse stad terecht kom. Het heiligdom de Dargah is beveiligd. Ik mag er met mijn fototoestel niet naar binnen. De plaats waar ik mijn fototoestel in bewaring kan geven kan ik zo snel niet vinden. Al snel besluit ik omdat ik het niet prettig vind om mijn dure camera af te geven de Dargah dan maar niet te bekijken.

Een paar honderd meter verderop is er een ruïne van een twaalfde eeuwse moskee of eigenlijk een gebouw dat later is omgebouwd tot moskee, de Adhai-din-ka. Het is een ommuurd plein met een toegangspoort. Aan één zijde is de fraaie gevel voorzien van hoge openingen, "poorten", waarachter de moskee ligt. De moskee bestaat, zoals je overigens ook vaak ziet in Centraal Azië, uit een open ruimte met hoge kolommen. De kolommen hebben versieringen en ondersteunen een dak met diverse koepels.

Vanaf Ajmer fiets ik één heuvel over naar Pushkar. In de afdaling richting deze heilige stad zit er tegenover een kleine tempel een grote groep apen langs de weg. Af en toe stopt er een auto en wordt er wat eten uit het raam gegooid. Eén auto blijft wat langer staan. Al snel hebben zich zoveel apen op en rond de auto verzameld dat het lijkt alsof er een deken van apen over de auto is uitgerold.

Een man op een bromfiets komt naast me rijden. Hij vraagt zoals dat zo vaak gebeurde waar ik vandaan kom. Nadat ik hem verteld heb dat ik uit Nederland kom, wil hij weten of ik helemaal met de fiets ben gekomen. Volgens hem moet ik in dan namelijk documenten van de fiets hebben en die wil hij zien. Hij verzoekt me te stoppen. Mij lijkt dit complete onzin en ik fiets zonder iets te zeggen rustig verder. De man wordt boos en begint agressief te schreeuwen dat ik moet stoppen. Dat kan ik ook, denk ik, en vraag zeer boos aan hem: "Wie denk je wel niet dat je bent? Ben je van de politie of zo?" De man roept terwijl hij boos weg rijdt: "Dan moet je het zelf maar weten."

Aan het begin van de kleine stad bevindt zich een tempel met een vierkante toren waarop beelden van aapachtige figuren staan. Ik stop en maak een paar foto's. Er komt een man naar me toe met de vraag of ik naar zijn hotel wil komen. Op mijn plattegrond wijst hij aan waar het hotel is. Ik vertel hem dat ik naar een ander hotel wil gaan kijken omdat zijn hotel nogal ver van het meer af ligt. Als dat niets wordt dan kom ik alsnog naar zijn hotel. Hij geeft me zijn kaartje en rijdt verder.

Iets verderop rent er een man met me mee met de vraag of ik naar hotel Pink Floyd wil komen. Het hotel is al iets dichter bij het meer en heeft een restaurant op het dak. Ik vertel hem dat ik met hem mee ga om te kijken naar het hotel, maar dat ik eerst enkel foto's wil maken van een mooie nieuwe tempel.

De vormgeving van de tempel doet me denken aan de klokkentoren van de Gouden Sikh-tempel in Amritsar. Terwijl er nog een andere man me komt vertellen dat ik naar een ander hotel moet gaan, vertelt de man van Pink Floyd me dat dit een Sikh-tempel is. Naast deze tempel staan er nog 551 andere tempels in de stad. Via wat steegjes bereiken we Pink Floyd. Het is het hoogste gebouw van de stad, het hotel is spotgoedkoop en schoon. Het uitzicht vanaf het dakterras is geweldig. Ik besluit te blijven.

Op het heerlijke dakterras geniet ik van het uitzicht terwijl ik een rare ananaspizza en de vreemdste apple pie, die ik denk ooit gegeten te hebben, met heerlijk vanille-ijs verober. Daarna wandel ik naar het heilige meer. Op de trappen naar het water komt er een priester naar me toe. Ik moet mijn slippers achterlaten, blaadjes bloemen in mijn hand nemen en met hem mee gaan naar het water. Ik wacht even om van het uitzicht over het water te genieten. De priester wordt ongeduldig en begint steeds agressiever te roepen dat ik mee moet komen. Dan krijg ik namelijk een Pushkar paspoort, een rood touwtje om de pols, en dan zal niemand me meer lastig vallen. Ik vertel hem dat dit alleen om geld gaat en dat ik daar geen zin in heb. Maar volgens de priester is het gratis. Ik loop met hem mee op voorwaarde dat ik niets hoef te betalen. Bij het meer moet ik gaan zitten en hem na spreken. Na het gebed moet ik de bloemen in het water gooien en krijg ik een rode stip op mijn voorhoofd. Hij wil weten hoeveel familieleden ik heb. Ik antwoord geen want ik weet dat hij geld gaat vragen per familielid. Vervolgens komt hetgeen waarop ik al lang zit te wachten. Hij vraagt een donatie van minstens 100 rupees per familielid dat ik een goed leven toe wens. Maar deze vervelende man krijgt niets van me. Dat is wel jammer voor al die familieleden, waarvan ik hem al had gezegd dat ik die niet heb. Ik heb geen goede toekomst voor ze gekocht.

Ondanks het feit dat ik geen Pushkar paspoort heb kan ik zonder al te veel lastig gevallen te worden rond het heilige meer lopen. Rond het meer zijn 52 ghats, trappen, waar pelgrims zich kunnen wassen in het heilige water. Ik bezoek ook enkele tempel met de geldbussen om een donatie te storten te nadrukkelijk aanwezig. Erg boeiend zijn ze niet. Tenminste niet voor een leek. En een leek op het gebied van religie wil ik graag blijven.

‘s Avonds zit ik uren lang op het dakterras van het hotel samen met het personeel en andere gasten rond een kampvuur in een stalen bak om warm te blijven. Met een jonge Spanjaard, die een fiets gaat huren, spreek ik af morgen naar een tempel op 8 km buiten de stad te fietsen.

1 januari 2008 0 km  Bhairons Vila in Bikaner
Ik slaap heerlijk uit vandaag. Onder mijn slaapkamerraam staat twee verdiepingen lager een man al enige tijd te zingen en op een snaarinstrument te spelen. Ik open de deurtjes van mijn slaapkamerraam, een opening in de muur zonder kozijn of glas, en kijk uit over de tuin van de circa 120 jaar oude Villa, Bhairons Vila, verdedigingsmuren van het fort en daarachter een paleis. Ik ga in de tuin in de zon zitten ontbijten.

Aan het einde van de ochtend wandel ik het hotel uit. Het internetcafé om de hoek is gesloten omdat zoals dat in India bijna dagelijks gebeurt de stroom is uitgevallen. Ik besluit eerst het paleis  Junagarh, dat ik vanuit mijn slaapkamer zie liggen, te bezoeken. Een uur lang wandel ik door verschillende fraai versierde hallen, langs museumstukken, over prachtige binnenpleinen, langs de muren van het fort en langs de indrukwekkende gevels van het paleis.

Aan het einde van de rondwandeling hangt een lijst met bezoekersaantallen van de afgelopen jaren. Het steeds oplopende aantal bezoekers per jaar is in 2002 flink naar beneden en daarna weer geleidelijk omhoog gegaan. Een man legt me uit dat dit het jaar was na 11 september. De Amerikanen vielen toen Afghanistan binnen en er was ook veel spanning met Pakistan wat slechts 100 km hier vandaan is.

Terug bij het internetcafé blijkt het weer gesloten te zijn omdat de eigenaar naar huis is om te gaan eten. Ik ga terug naar het hotel, waar ik in de hal een Nederlandstalig leesboek vind. Ik ga in een heerlijk zonnetje in de tuin het boek zitten lezen. Het is al erg lang geleden dat ik een ander boek dan een reisboek heb gelezen.

Aan het einde van de middag is het internetcafé open. De verbinding is echter zo slecht dat alle mails die ik probeer te versturen verdwijnen in plaats van dat ze verzonden worden. Onder het typen van de mails bellen mijn ouders me op om me een gelukkig Nieuwjaar te wensen. Ik hoor dat de mails die ik gisteren geprobeerd heb te versturen niet zijn aangekomen.

In het hotel lees ik  verder in mijn boek. Om 20.00 uur ga ik weer buiten in de tuin zitten. Bij alle tafels is een klein kampvuurtje zodat het niet te koud is om buiten te zitten. Dezelfde groep muziekanten met danser en danseres als gisteren maakt weer prachtige muziek. Na het eten sleurt de danseres me bij mijn tafeltje vandaan om mee te gaan dansen. Na een paar minuten dansen sprint ik weer terug naar mijn spannende leesboek. Ik wil het boek vanavond uit hebben, want anders moet ik hier nog een dag langer blijven en dat is geen goed plan.

Even later komt de danseres weer. Ook al wil ik niet dansen, ze wil toch graag 50 rupees hebben. Ze hebben het verdiend. Ook gisteren heb ik een prima avond gehad terwijl ik met een groep Fransen om het kampvuur genoot van heerlijk eten en van de muziek en dans.

De rest van de avond lees ik mijn boek uit. Ook denk ik nog eens na over wat ik het afgelopen jaar allemaal beleefd heb. Het grappige is dat het nu lijkt alsof ik me het hele jaar niet verplaatst heb. Net als precies een jaar geleden ben ik namelijk in een stad die ligt in een dor savannegebied. Net als vorig jaar in Afrika staan hier ronde lemen hutten met rieten daken, lopen er vrouwen met bonte kleding aan met waterkannen op hun hoofd en hebben veel mannen een doek om hun hoofd geknoopt. Maar als ik dan zoals gisteren een tempel vol met ratten tegen kom dan realiseer ik me dat dit toch echt een stukje India is.